Opinie

Ontkoppeling Pesach en Pasen had liturgische reden

Dat het concilie van Nicea besloot om Pasen niet meer tegelijk met Pesach te vieren, had geen antisemitische oorzaak, betoogt E. J. Boneschanscher. Het christelijk paasfeest is een heel ander feest dan het Joodse Pesach.

28 April 2011 09:59Gewijzigd op 14 November 2020 14:43
Foto iStock
Foto iStock

In zijn artikel ”Laat Pasen en Pesach weer op één dag vallen” (RD 23-4) schrijft ds. G. Hette Abma het concilie van Nicea antisemitische motieven toe. In een kader bij het artikel ”Geen Pesach voor Jezus”, een dag eerder, wordt deze beschuldiging ook genoemd. Deze aantijging aan het adres van het concilie is echter onjuist.

De verwerpelijke antisemitische uitdrukking die in beide artikelen aangehaald wordt, was niet afkomstig van de concilievaders, maar van keizer Constantijn. Deze was op dat moment nog niet gedoopt, en dus nog geen lid van de kerk. Zijn bemoeiingen met binnenkerkelijke aangelegenheden betekenden usurpatie van Christus’ plaats als Hoofd en drukten loodzwaar op het concilie. Het is onbillijk zijn antisemitisme ten laste van de concilievaders te laten komen.

Maar afgezien daarvan, de motivering van het concilie bij het bepalen van de paasdatum was zeker niet anti-Joods, maar liturgisch. De christelijke paasviering op zondag heeft inhoudelijk alleen maar heel indirect iets te maken met het oude Joodse Pesach. Christenen uit de heidenen zijn niet uit de macht van de farao verlost, en vieren dan ook geen Pesach, zoals ze ook geen Loofhuttenfeest vieren, de gedachtenis van de woestijnreis van Israël.

Wel is het zo dat Jezus tijdens een pesachviering het sacrament van het heilig avondmaal instelde, en dat feit wordt in de christelijke traditie herdacht op Witte Donderdag. Het protestantisme kent deze viering wel niet, maar in de katholieke traditie in Oost en West is deze viering vanouds een vast bestanddeel van de Stille Week. Traditioneel wordt daarbij het paschalam typologisch uitgelegd als een beeld van Jezus als het Lam Gods Dat de zonden der wereld wegneemt, en de bevrijding van Israël uit Egypte als een beeld van onze bevrijding uit de macht van zonde en dood.

Witte Donderdag kan dus veel meer dan paaszondag als een christelijke voortzetting van het Joodse Pesach beschouwd worden. Ons paasfeest is een gedachtenis en blijde viering van Zijn opstanding, en heeft dus een heel andere inhoud. Daarom is de conciliebepaling dat onze viering van Jezus’ opstanding juist niet moet samenvallen met Pesach logisch, niet op anti-Joodse, maar op liturgische gronden.

Het concilie voerde met deze beslissing ook niet plotseling iets nieuws in. De vergaderde bisschoppen stonden voor de noodzaak uitspraak te doen in een oud geschil dat de eenheid van de kerk bedreigde. Lokaal, vooral in Syrië en Klein-Azië, bestond er een oude traditie, die zelfs van de apostelen afgeleid werd, om de jaarlijkse grote viering van onze verlossing te houden op de datum van het Joodse Pesach, de veertiende dag van de Joodse maanmaand Nisan. De grote meerderheid van de christenen in de overige Romeinse wereld vierde echter sinds mensenheugenis de opstanding van de Heere onveranderlijk op de zondag na Pesach.

Er is geen enkele reden om bij het ontstaan van deze tweede traditie anti-Joodse vooroordelen en motieven te veronderstellen. Zij kwam voort louter uit de wens om de heilsfeiten uit het Nieuwe Testament zo letterlijk mogelijk in de liturgie op de voet te volgen.

Daar kwam bij dat de wekelijkse eucharistie op de zondag altijd al gevierd was als een gedachtenis van Jezus’ opstanding. Daarom was het onlogisch om de grote jaarlijkse opstandingsviering op een andere dag van de week te houden dan de zondag.

Het concilie koos voor de meerderheidstraditie en maakte die verplicht voor iedereen. Daarmee koos het voor de rijkste van de twee tradities: in vier achtereenvolgende dagen, van donderdag tot zondag, volgden de gelovigen Jezus op de voet, dag na dag, in al de fasen van Zijn verlossingswerk, van de aankondiging van Zijn sterven op donderdag, Zijn lijden en dood op vrijdag, Zijn rust op de sabbat in het „paradijs”, dat Hij de moordenaar beloofde, tot Zijn opstanding op zondag.

Ds. Abma zou willen dat christenen de paasviering weer op de dag van Pesach houden. Dat zou betekenen dat wij de gedachtenis van het lijden en die van de opstanding van de Heere weer tot één viering zouden comprimeren. Wat een verarming zou dat zijn. We zouden dan van een aparte Goede Vrijdag afstand moeten doen; aan de feestvreugde van Pasen zou geen dag van verdieping in het lijden van de Zaligmaker en van smart over onze zonden meer voorafgaan; wat een vervlakking!

Overigens, de structuur van de Joodse maandkalender houdt in dat het in elke maand op de veertiende dag volle maan is; Pesach valt dus altijd op volle maan. De paasdatering van Nicea, „de eerste zondag ná de eerste volle maan na het begin van de lente”, kan dus vereenvoudigd uitgedrukt worden als „de eerste zondag na Pesach.” Pasen valt in principe altijd binnen één week na Pesach. In meer dan één opzicht is het dus onjuist om te zeggen dat „Nicea Pesach en Pasen heeft ontkoppeld.”

De auteur is lezer te Amersfoort.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer