Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) woensdag bekendmaakte.

Amsterdam heeft met 6,5 procent het hoogste aandeel huishoudens dat langdurig onder de lage-inkomensgrens leeft. Op de tweede plaats volgt Rotterdam met 5,8 procent. In beide steden betreft het relatief vaak een- en tweeoudergezinnen met kinderen tot 18 jaar.

Ruim één op de tien minderjarige kinderen maakt in Amsterdam en Rotterdam deel uit van een gezin dat al minstens vier jaar van een laag inkomen moet rondkomen. Landelijk is dat aandeel kinderen ruim 3 procent.

Van de vier grote steden behoort ook Den Haag tot de tien gemeenten met de hoogste kans op langdurige armoede. Samen zijn Amsterdam, Rotterdam en Den Haag goed voor een kwart van alle huishoudens met een langdurig laag inkomen.

Daarnaast staan op de lijst met de tien gemeenten met het grootste aandeel langdurig lage inkomens vier gemeenten in Zuid-Limburg: Vaals, Heerlen, Kerkrade en Roermond. Net als in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag wonen in deze gemeenten veel mensen met een bijstands- of werkloosheidsuitkering. Ook hebben arbeidsongeschikten en ontvangers van een pensioen er relatief vaak een bescheiden inkomen.

In 2008 had 2,6 procent van alle huishoudens al minstens vier jaar een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dat komt neer op 160.000 huishoudens. Het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen is tussen 2000 en 2008 gestaag afgenomen. Volgens voorlopige cijfers is het in 2009 niet verder gedaald.