Ouders homoseksueel kind zitten in spagaat
Hebben we iets verkeerd gedaan? Lag het aan de opvoeding? Hoe moet het verder met onze zoon of dochter? Ouders van kinderen met homogevoelens worstelen met veel vragen. Juist voor hen redigeerde theologiestudente Henrieke Remmink een pastoraal getint boek, waarin ze ook verslag doet van een onderzoek onder deze groep ouders.
Met welke vragen zitten ouders van homoseksuele kinderen nu het meest? Uit het onderzoek dat Remmink hield onder 150 orthodox-christelijke echtparen kwam een aantal thema’s duidelijk naar voren, zegt ze in een toelichting op haar boek en het onderzoek. „Vragen rondom Schriftgezag staan bovenaan, evenals de vraag hoe ouders moeten omgaan met verschillende normen en waarden binnen het gezin rond homoseksualiteit. Een derde vraag die erg bij ouders leeft, is hoe hun verhouding moet zijn ten opzichte van de kerkelijke gemeente die homoseksualiteit ziet als een thema waarover niet mag worden gesproken.”
Uit het onderzoek blijkt dat 107 van de 135 kinderen op zeker moment zelf aan hun ouders hebben verteld dat ze homoseksueel zijn. „Dat die openheid er is, heeft me in positieve zin verrast. Opvallend is dat de meeste kinderen eerder hun moeder dan hun vader in vertrouwen nemen.”
Ongeveer de helft van de ouders geeft volgens Remmink aan dat ze graag eerder hadden geweten dat hun kind homoseksueel is. Verder vinden de meeste opvoeders niet dat ze hebben gefaald in de opvoeding.
Van de 135 ouders geeft ruim de helft aan dat ze nooit hebben vermoed dat hun kind homoseksueel is. Dat verbaast Remmink. „Je zou verwachten dat ouders links- of rechtsom toch het gevoel krijgen dat er iets met hun kind is. Ik heb geen verklaring waarom dat bij veel ouders niet het geval is.”
In het hele proces rondom de coming-out van hun kind en daarna hun eigen coming-out kunnen ouders van een homoseksueel kind zich eenzaam en onbegrepen voelen, weet Remmink. De theologiestudente vindt het dan ook moeilijk om te duiden waarom 87 van de 135 ouderparen zelf geen hulp nodig hadden na de coming-out van hun kind. „Omdat in de gereformeerde gezindte homoseksualiteit gevoelig ligt, zou je denken dat ouders juist hulp zoeken. Ligt homoseksualiteit minder problematisch dan wij denken? Dat geloof ik niet. Is het schaamte over wat hun als ouders is overkomen? Ik hoop dat het niet zo is, maar ik ben bang van wel.”
Het gebeurt regelmatig dat ouders zich niet begrepen voelen als zij eenmaal de stap hebben gezet om met iemand van de kerk over de homofiele geaardheid van hun kind te spreken, constateert Remmink. „Uit mijn onderzoek blijkt dat ouders vooral behoefte hebben aan een luisterend oor en niet aan iemand die gelijk klaarstaat met te zeggen hoe de Bijbel precies spreekt over homoseksualiteit.”
Ook al zoeken opvoeders niet direct hulp, ze hebben volgens Remmink wel degelijk behoefte aan openheid. „Daarom is het belangrijk om als kerk eerst drempels te verlagen, voordat ouders eraan toe zullen zijn om persoonlijk contact op te nemen met ambtsdragers. Er zijn ook genoeg instapmogelijkheden om homoseksualiteit in de gemeente aan de orde te stellen, zoals bij de behandeling van de catechismus.”
Hoe moet je als partners, en als gezin, samen verder na de coming-out van je homoseksuele zoon of dochter en hoe moeten ambtsdragers daarop reageren? In het door Remmink geredigeerde boek ”Dezelfde maar dan anders” worden in de laatste vijf hoofdstukken –met onder meer een bijdrage van schrijfster Gerry Velema-Drent– daarvoor handvatten gegeven. „Om open en eerlijk tegen elkaar te kunnen zijn, moet je weten wat er in het homoseksuele kind leeft.”
Soms zijn ouders en ambtsdragers na een coming-out helaas geneigd om eerder naar de wetten uit Leviticus over homoseksualiteit te kijken dan naar het kind om wie het gaat, stelt Remmink. „Een valkuil is ook dat mensen niet naar elkaar luisteren, waardoor er geen open gesprek kan komen. Verder hebben homoseksuele kinderen, hun ouders of de kerk soms een alles-of-nietshouding: men heeft het gelijk aan zijn kant en van de overtuiging van de ander deugt er niets.”
Volgens de theologiestudente zijn veel mensen in een gesprek over homoseksualiteit zich er niet altijd bewust van of ze zelf wel een duidelijk standpunt hebben. „Drie vragen zijn daarom van belang: Spreek je over homofilie of over homoseksualiteit? Denk je dat homoseksualiteit aangeboren is of dat het is aangeleerd? Door welke bril kijk je naar homoseksualiteit? Er zijn namelijk veel verschillende manieren om homoseksualiteit te bezien. De een ziet die als teken van gebrokenheid, voor een ander is ze zonde en volgens een derde moet elk mens zijn leven kunnen leiden zoals dit bij hem past.”
Het antwoord op de drie vragen beïnvloedt volgens Remmink –die ook een wetenschappelijke publicatie over haar onderzoek voorbereidt– het nadenken over homoseksualiteit. „Ook in de bijdragen van de verschillende auteurs aan het boek beantwoordt elke schrijver deze vragen weer anders.”
Voor Remmink zelf is het duidelijk dat de Bijbel geen ruimte biedt voor homoseksuele relaties. „Maar daarmee is niet het laatste woord gezegd. Dan zouden we Gods werk tekortdoen. Een homoseksueel is niet iemand die sneu is en ‘iets’ van de kerk niet mag. Er mag juist een vreugde zijn in het gaan van Gods weg, een vreugde waardoor je een ander soort vrijheid mag ervaren. Vanzelfsprekend is het gaan in Gods weg er een van vallen en opstaan. Zeker als je dingen tegenkomt op je levensweg die een stuk kruis dragen vragen, zoals het hebben van homoseksuele gevoelens. Het gaan in Gods weg vraagt soms van ons dat wij ons dingen ontzeggen. Dit geldt niet alleen voor homoseksuelen, maar juist ook voor heteroseksuelen en hun omgaan met seksualiteit.”
Het levensverhaal van Jakob uit de Bijbel intrigeert Remmink. „Hij vecht met God. Zo kan het hebben van een homoseksueel kind ook een aanvechting zijn. Kunnen wij onszelf echter loslaten in het vertrouwen op Gods zegen? Wat speelt de hoofdrol in ons geloofsleven? Dat wij ouders van een homoseksueel kind zijn of dat we weten mogen een kind van God te zijn? Dan blijven ouders dezelfde, maar dan zijn ze toch anders.”
In het boek ”Dezelfde maar dan anders” staan drie ervaringsverhalen van ouders. Verder schrijft prof. dr. G. C. den Hertog, hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, over de keuzes waar ouders voor komen te staan. De hervormde emeritus predikant ds. G. W. Marchal schrijft over homoseksualiteit in de maatschappij en in het leven van ouders. Hij gaat ook in op de relatie met andere kinderen in het gezin: „Een broer, een zus kies je niet, maar wordt je gegeven. Het getuigt van moed, van geloofsvertrouwen om in controversiële situaties elkaar zo aan te spreken. Dan is verwijdering en vervreemding op voorhand uitgesloten.”
De bijdrage van prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen, heeft Remmink blij verrast. Hoek beschrijft de spagaat waarin ouders zitten wanneer zij een homoseksueel kind hebben en tegelijkertijd de Bijbel serieus willen nemen op het gebied van homoseksualiteit. „Hij schrijft Schriftgetrouw én pastoraal. Daar heb ik veel respect voor. Juist in de discussie over homoseksualiteit is het nodig om Gods Woord recht overeind te houden en ons erdoor laten gezeggen. We moeten oog houden voor Gods verhaal met mensen, en dus ook met homoseksuele kinderen en hun ouders.”
Dezelfde maar dan anders, Henrieke Remmink (red.); uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2011; ISBN 978 90 239 2562 0; 109 blz.; € 14,90.
Je eigen kind is homo
„Petra en ik kregen samen twee kinderen, die opgroeiden in de Gereformeerde Gemeenten. Later gingen we over naar een Gereformeerde Bondsgemeente. De kinderen gingen naar een reformatorische scholengemeenschap. Zoonlief had het daar moeilijker dan onze dochter. Dat is logisch, want Daan ontdekte in die tijd zijn homoseksuele geaardheid. Hij heeft die vele jaren voor ons verborgen, maar heeft wel iedere kritische opmerking over homoseksualiteit op school en in de kerk onthouden. Later vertelde hij mij dat hem volgens school maar één toekomst wacht: de hel. (Een leerpunt dus voor reformatorische scholen!)”
Citaat uit ervaringsverhaal in besproken boek.
Eigen roeping van Godswege
„We schieten ernstig tekort als we alleen maar weten te vertellen wat níét ”kan” en ”mag”. In de Bijbel worden ons wegen ten leven gewezen. Zo mogen we Gods geboden beluisteren. Is er Bijbels gezien een mogelijkheid om in de liefde van een man voor een man en die van een vrouw voor een vrouw iets moois te zien, iets wat God gegeven heeft? De Engelse ethicus O. O’Donovan meent van wel. De man of vrouw met homoseksuele aanleg heeft vaak bijzondere aanleg voor vriendschap. Die vriendschap heeft geen exclusief karakter zoals het huwelijk, maar ze heeft wel een dimensie van hartelijke liefde en een zekere intimiteit. Het zou goed zijn –aldus O’Donovan– als deze eigen roeping van Godswege niet alleen erkend wordt en ruimte krijgt binnen de gemeente, maar ook als verrijkend aangemerkt wordt.”
Citaat uit bijdrage prof. Den Hertog in besproken boek.