PKN vervreemdt zich door besluit kerkelijk werker van wereldkerk
De Protestantse Kerk in Nederland sleutelt eigenhandig aan het ambt. Zij vervreemdt zich daarmee van de wereldkerk, betoogt dr. J. Kronenburg.
De synode van de PKN heeft vorige week, tegen het advies van de generale raad van advies in en zonder enig overleg met de oecumenische partners, met slechts vier stemmen tegen besloten kerkelijk werkers in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden ouderling te maken en hun sacramentsbevoegdheid te verlenen. Ik ben van mening dat de PKN hiermee afscheid heeft genomen van de wereldkerk en een protestantse sekte dreigt te worden. Is het zó erg? Ja, zo erg is het, want het genomen besluit staat haaks op zowel de gereformeerde, de lutherse als de katholieke traditie.
Het besluit is ongereformeerd, of misschien beter gezegd: het is niet in de geest van Calvijn. Wie het vierde boek van de ”Institutie” leest, kan niet anders dan concluderen dat voor de Geneefse hervormer het ambt van ouderling van een volstrekt andere orde is dan dat van de dienaar van het Woord. Laatstgenoemde (door Calvijn presbyter of ”prêtre” genoemd) staat in de traditie van de apostelen en is verantwoordelijk voor de dienst van Woord en sacrament, terwijl eerstgenoemde, de ouderling (door Calvijn senior of ”ancien” genoemd), afkomstig is uit de gemeenteraad van Genève en verantwoordelijk is voor de tucht en de regering van de kerk. Het zou niet in Calvijns hoofd zijn opgekomen om deze ouderling sacramentsbevoegdheid te verlenen. Daarvoor had hij te veel katholiek besef.
Het besluit is ook onluthers. De lutherse traditie kent slechts één ambt: het openbare ambt van Woord en sacrament. Dat ambt komt weliswaar in principe toe aan de gemeente, maar is in feite aan de predikant gedelegeerd en komt daarmee tegenover de gemeente te staan. Ouderlingen dragen als vertegenwoordigers van de gemeente medeverantwoordelijkheid voor de bediening van Woord en sacrament. Zo staat het trouwens ook in de kerkorde van de PKN. De eigenlijke ambtsdrager is volgens de lutherse traditie dus de geordineerde predikant, omdat die ervoor is om het Woord en de sacramenten te bedienen. Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat in een lutherse gemeente een ouderling de sacramenten zou mogen bedienen.
Het besluit van de synode is ten slotte ook onkatholiek. Daarmee bedoel ik dat het in strijd is met wat de kerk altijd en overal als een goede regel heeft vastgelegd: dat de bediening van Woord en sacrament voorbehouden is aan degenen die daartoe geroepen, gekozen en geordineerd zijn. Zo is het afgesproken in de orthodoxe kerken, de Rooms-Katholieke Kerk, de Oudkatholieke Kerk, de Anglicaanse Kerk en in de meeste lutherse en gereformeerde kerken. Dat hoeft natuurlijk niet te betekenen dat daar nooit op kan worden teruggekomen. Het betekent wel dat een kerk niet op eigen houtje kan gaan sleutelen aan het ambt. Want dan verstoort zij de voor het oecumenisch verkeer afgesproken spelregels. En dat is wat de PKN nu gedaan heeft.
Betekent dit nu dat de hbo-theoloog (kerkelijk werker) uitgesloten moet blijven van de bediening van de sacramenten? Nee, zeker niet. Waar ik mij tegen verzet, is dat de kerkelijk werker ouderling wordt. Daarmee gaan ouderlingen doen wat tot de taak van de predikant behoort. Een sacramenten bedienende ouderling is een anomalie. Er is dan ook maar één manier om deze al zo lang slepende zaak op te lossen: de kerkelijk werker moet predikant worden.
De commissie-Veerman had dat indertijd ook voorgesteld. Die wilde de kerkelijk werker predikant-vicaris maken, een predikant met beperkte bevoegdheden weliswaar, maar wel een predikant met de bevoegdheid om ook de sacramenten te bedienen. Dat voorstel is echter door de synode verworpen, vooral omdat men van mening was dat een niet-academisch gevormd theoloog geen predikant kan worden.
Maar is een academische opleiding dan het belangrijkste criterium om predikant te kunnen worden? Ons is toch altijd geleerd dat de roeping (vocatie) en de bevestiging (ordinatie) met handoplegging iemand tot predikant maken? En wat de academische vorming betreft, hoe belangrijk die ook is, „principieel moet het mogelijk zijn de volledige ambtsbevoegdheid te geven aan vissers en tollenaars”, schreef de zeer hoogkerkelijk denkende ds J. M. Gerritsen ooit.
Wie de academische opleiding verabsoluteert, blokkeert het werk van de Geest om langs andere dan academische wegen mensen te roepen tot het ambt van dienaar des Woords. De kerk heeft dat altijd beseft en ook de gereformeerde traditie heeft dat goed begrepen. Daarom bepaalt de Dordtse Kerkorde in artikel 8: „Men zal geen schoolmeesters, handwerkslieden of anderen die niet gestudeerd hebben tot het predikambt toelaten, tenzij men verzekerd is van hun singuliere gaven: godzaligheid, ootmoedigheid, zedigheid, goed verstand en discretie, mitsgaders gaven van welsprekendheid.” Ik zie niet in waarom dat ook niet zou gelden voor hbo-theologen. Het zou wel eens kunnen zijn dat de Dordtse Kerkorde van 1619 dichter bij de wereldkerk stond dan de synode van de Protestantse Kerk in 2011.
De auteur is hervormd emeritus predikant.