Positie christenen in Tunesië nog onduidelijk
APELDOORN – Tunesië is sinds 14 januari een vrij land. Maar of de revolutie een positief effect heeft voor de weinige christenen in het land, durft de Duitse mensenrechtenspecialist dr. Otmar Oehring nog niet te zeggen. De kerken leven volgens hem tussen hoop en vrees.
De Arabischsprekende evangelische kerkgemeenschappen in Tunesië zijn na de revolutie van 14 januari opeens gehalveerd. Terwijl de gemeenten voor de revolutie nog zo’n 200 leden telden, zijn er nadien nog maar zo’n 100 overgebleven. „Hoe dat komt, is onduidelijk, maar wellicht waren 100 leden lid van de veiligheiddiensten”, stelt Oehring. Duidelijk is dat de groepen in het oude Tunesië met argusogen werden bekeken.
Oehring werkt voor de Duitse rooms-katholieke missieorganisatie Missio en keerde eind vorige week terug van een reis door het Noord-Afrikaanse land. Zijn bijzondere aandacht ging daarbij uit naar de positie van de christenen. Het is volgens hem „duidelijk” dat de dagelijkse discriminatie van christenen is afgenomen, maar ook dat er structureel nog niets is veranderd.
De Rooms-Katholieke Kerk van Tunesië, met zo’n 22.000 leden veruit de grootste christelijke gemeenschap, is de enige met een wettelijke status. Hoewel dat volgens Oehring in het Tunesië van voor de revolutie allerminst een garantie tegen discriminatie was, moesten de andere kerkelijke gemeenschappen het helemaal zonder status stellen. „De anglicaanse, gereformeerde en evangelische kerken bestaan enkel de facto. Zolang ze zich enkel bemoeien met hun buitenlandse leden, is er weinig aan de hand, maar bij Arabischtalige activiteiten ontstaan er geheid problemen.”
Voor de toekomst van de kerken –de in totaal 25.000 christenen vormen op 10,5 miljoen Tunesiërs een zeer kleine minderheid– is het van groot belang hoe de nieuwe grondwet eruit zal zien. Oehring hoopt dat het huidige artikel 1 uit de Tunesische grondwet niet wezenlijk veranderd zal worden. Daarin staat nu dat de islam de religie van de staat Tunesië is, wat volgens Oehring iets anders is dan de islam als staatsgodsdienst. „De huidige formulering laat ruimte voor de interpretatie dat de islam de godsdienst van de meerderheid van de Tunesiërs is, zonder dat iedereen zich daarin per se moet voegen.”
Een ander belangrijk punt is uiteraard de ruimte die wordt gegeven aan meningsvrijheid en de vrijheid van geweten. Oehring: „Dat betekent impliciet dat het ook mogelijk moet zijn van religie te veranderen.” Het is volgens de mensenrechtenspecialist beter niet aan te dringen op de verankering van de term godsdienstvrijheid, omdat islamisten dan juist op het idee kunnen komen zich daar diametraal tegen te verzetten.
Bang voor overheersing van islamistische elementen in het nieuwe Tunesië is Oehring overigens niet. Er bestond in de buitenwereld veel vrees voor de strengislamistische an-Nahdapartij van de uit ballingschap teruggekeerde Raschi Ghannuchi, maar die haalt volgens Oehring hooguit 15 procent van de stemmen. „An-Nahda profileert zich bovendien als moderne partij, die een seculiere staat voorstaat en de gelijkwaardigheid van man en vrouw niet wil bevechten.” Oehring wijst erop dat de islamistische salafisten ideologisch een groter gevaar vormen, maar dat die getalsmatig „onbeduidend” zijn.
Het is verder vooral gissen hoe het politieke spectrum er precies uit zal zien, aldus Oehring. „En wat betekenen vrijheid en democratie precies voor de Tunesiërs?” Hij is er echter van overtuigd dat „grote delen van de Franstalige, op het Westen georiënteerde elite onder vrijheid verstaan wat wij eronder verstaan.”
Toch lijkt de vrijheid de Tunesiërs te veel te worden. Zo wordt het vuil al weken niet opgehaald, omdat de vuilophaaldiensten staken voor meer loon. Oehring: „Ook andere industrietakken liggen stil door stakingen. In een bijzonder dwaas geval staken werknemers zelfs hun fabriek in brand om hun eisen kracht bij te zetten. Of dat vrijheid is?”