Brieven van een Indië-militair
Titel:
”Geliefde ouders en verdere familie”
Auteur: Jeannet van de Kamp (red.)
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2002
ISBN 90 435 0627 3, 205 blz.
Pagina’s: € 13,90. Een dag voor de Bevrijding van Nederland in 1945 worden twee broers van de dan 17-jarige Maarten Schaafsma gefusilleerd. Het is voor hem reden zich aan te melden als oorlogsvrijwilliger, om het verzetswerk van zijn broers voort te zetten en bij te dragen aan de bevrijding van ”ons Indië”, waar Sukarno zijn vrije republiek heeft uitgeroepen.
De wederwaardigheden van Schaafsma zijn vastgelegd in het in 2001 verschenen boek ”De rijst is al pap geworden”. ”Geliefde ouders en verdere familie” kan als vervolg daarop worden beschouwd. Het boek, geredigeerd door freelance theologe en docente ethiek Jeannet van de Kamp, bundelt de brieven die de gereformeerde oorlogsvrijwilliger vanuit Indië schreef. Een belangrijk voordeel van brieven is dat er geen vertekening ten gevolge van de tijdsafstand is opgetreden. Ze tekenen de realiteit in Indië zoals die door een jonge Nederlandse militair werd ervaren. Een aantal thema’s is in excursen toegelicht of verder uitgewerkt.
De brieven in de eerste drie hoofdstukken betreffen de opleiding van de aankomende Indië-militair, eerst in Breda en Hulten, vervolgens in Glasgow. Hoofdstuk vier belicht het laatste deel van de training, in het voormalige concentratiekamp Amersfoort, en de reis naar Indië. Na aankomst blijkt al snel dat het gevaar van een andere kant komt dan de bevrijders van de kolonie hadden verwacht. „Malaria blijkt voor ons een heel wat gevaarlijker vijand te zijn dan dat laffe stelletje bruine loeders aan de overkant.”
De brieven bevatten de mix die alle verhalen en egodocumenten van Indië-veteranen kenmerkt. De aantrekkingskracht van Insulinde, de haat tegen peloppers en rampokkers, de onderlinge kameraadschap, het gemeenschappelijke verdriet bij het overlijden van goede kameraden, de teleurstelling over de houding van de Nederlandse overheid. „Hoe lang moet nu deze comedie van besprekingen en samenwerking met de republiek nog duren.”
De kerkelijke perikelen in het vaderland hebben ook overzee gevolgen. „Ons balatjon heeft een noodgemeente waar wij ons allen tot voor kort heel wel bij bevonden. Maar nu heeft artikel 31 instructies uit Holland gekregen om zich daarvan los te maken en deze trouwe volgelingen van prof. Schilder zijn daarom prompt een kerkscheurinkje in het klein begonnen.”
Duidelijk is voor de jonge militair dat de Indiërs nog niet zelfstandig kunnen rondwandelen op het wereldtoneel. „Zij zijn noch in staat zichzelf te regeren, noch in staat zichzelf te verdedigen, aangezien ze voor iedere vijand op de loop zouden gaan of hun land zouden verkwanselen.”
Met de tweede politionele actie vlamt de hoop Indië voor Nederland te bewaren weer op. Het blijkt een ijdele hoop te zijn. In de brieven aan zijn ”Geliefde ouders en verdere familie” vertolkt Maarten Schaafsma de bittere desillusie. „De schurk waarvan wij dit land verlossen zouden, troont binnenkort weer op zijn oude zetel met zijn hele kliek. De kroon is van ons werk weggenomen en het is niet prettig dit te moeten constateren.” Het is een frustratie die bij veel Indië-veretaren nog steeds leeft.