Binnenland

Lasser in de kerncentrale van Tsjernobyl

De kerncentrale in Tsjernobyl was het leven voor hem en zijn gezin. Totdat de grote ramp zich voltrok. „God heeft dit laten gebeuren in deze atheïstische regio.”

16 April 2011 08:48Gewijzigd op 14 November 2020 14:34
Nikolai Joertsjenko. Foto Peter Balatsky
Nikolai Joertsjenko. Foto Peter Balatsky

Nicolai Joertsjenko (71) leefde met genoegen met zijn gezin in Pripjat, een stadje dat speciaal was gebouwd voor personeel van de kerncentrale in Tsjernobyl. Met zijn vrouw en twee kinderen was hij in 1970 vanuit Wit-Rusland naar de Oekraïne gekomen om aan de centrale te bouwen. Voor iedereen die technisch is, was dit natuurlijk een uitdaging, deze moderne techniek.

In Pripjat kreeg het gezin van de staat een (gratis) appartement toegewezen. Daar werden nog vijf kinderen geboren. In totaal kwamen er vier zonen en drie dochters. Naarmate de tijd voortschreed, kon het gezin Joertsjenko zich zelfs een kleine auto veroorloven. Het geluk van de kleine man bestond ook onder het communisme.

Voor het jonge gezin was het een zegen dat ze in de stad nog zo’n tien andere gelovigen leerden kennen. In de dorpen in de omgeving waren er nog zo’n vijftien. Op zondag kwamen ze met 25 mensen bij elkaar om God te loven voor Zijn werk en Zijn Woord te lezen. Allemaal in het geheim natuurlijk, en telkens op een andere plek, net als de Bijbelstudies doordeweeks. Maar toch, de familie Joertsjenko stond niet alleen. De regio rond Tsjernobyl noemde zich soms de ”atheïstische zone”, maar dat was niet waar, stelt hij. Dat was een wens, geen werkelijkheid.

Joertsjenko zag de kerncentrale groeien. Hij genoot van zijn werk. Hij maakte dagelijks acht uur in ploegendienst. En zijn gezin leefde ervan. Ook al werd hij af en toe verhoord en berispt door de leiding van de centrale omdat hij christen was. Dat hoorde erbij in deze tijd van vervolging.

In 1976 begon de eerste reactor te draaien. Vlekkeloos ging dat niet. Joertsjenko was er vaak bij betrokken om de problemen te verhelpen. „Later heeft men mij in andere centrales gevraagd of ik bij dat eerste blok had gewerkt. Er schijnt daar in het begin veel straling te zijn geweest.”

Veiligheidsmaatregelen waren er nauwelijks. En van straling wist hij niets. „We hadden misschien wel een licht besef dat de kern van de centrale gevaarlijk was. Maar daar dachten we niet veel over na. Niemand heeft ons ooit verteld hoe gevaarlijk het werkelijk was.”

Toen kwam die zaterdag 26 april 1986. Tijdens de explosie, net na middernacht, lag hij 3 kilometer verder in zijn huis te slapen.

Die dag had Joertsjenko vrij. Hij wilde gaan werken aan zijn autogarage, waarvoor hij aan de rand van Pripjat, ongeveer een kilometer van de centrale, ruimte toegewezen had gekregen. Zijn vrouw was een paar dagen in een kuuroord elders in Oekraïne. Hij hoopte dat ze weer versterkt zou terugkomen.

Onderweg zag hij iets vreemds bij de centrale. „Er waren dikke rookwolken. Er moest vuur zijn.”

Op straat was het ook anders dan normaal. Het leek wel of er meer politie was. En er reden voertuigen die de straat schoonspoelden. „Verder deed iedereen zijn ding. De mensen gingen naar buiten en de kinderen gingen naar de sport. Het was een zaterdag als alle andere.”

Bij het garageblok aangekomen, trof hij daar agenten. „Zij verboden iedereen er met de auto op uit te gaan. Misschien wisten zij al meer van de straling, of volgden ze gewoon bevelen op. Openheid was toen in ons land niet gebruikelijk, dus ik weet dat niet. Dat ik daar ging werken heeft niemand tegengehouden.”

De volgende dag werd de bevolking via de lokale radio gemaand de berichtgeving nauwlettend in de gaten te houden. En in de loop van de ochtend kwam dan ook het bericht dat men met voedsel voor anderhalve dag op de bus moest wachten. „Die zou om 14.00 uur komen en ons voor enkele dagen evacueren.”

Hoe vond u dat?

„Dat was natuurlijk vreemd, ja. We werden allemaal toch wel een beetje bang. Onzeker ook. Wat is er aan de hand? En wat zou er gebeuren?”

Begreep u waarom die evacuatie nodig was?

„Nee. We wisten nog altijd niets van het gevaar van straling. Alleen door het evacuatiebevel begonnen we natuurlijk meer te gissen dat er iets ernstigs aan de hand was.”

Toch leek het overzichtelijk, een evacuatie voor drie dagen. De familie Joertsjenko verliet haar appartement en ging naar buiten. Vader Nicolai deed alsof hij nog iets vergeten was en ging nog even terug. Binnen knielde hij neer en vroeg de hemelse Vader hen in Zijn armen te dragen. En om duidelijk te maken wat dit alles te betekenen had.

Intussen was ook het verbod op autorijden ingetrokken. Blijkbaar hadden de autoriteiten liever dat mensen zichzelf zouden redden. Joertsjenko besloot niet op de bus te wachten maar de auto te nemen. „We konden naar Vil’cha, ons oude dorp in Wit-Rusland, zo’n 25 kilometer verderop. We konden wel logeren bij medegelovigen in dat dorp. We hadden daar ook nog een tuintje. Ik nam wat aardappelen mee die ik zou kunnen poten. Binnen de Sovjet-Unie waren geen grenzen, dus ik kon gemakkelijk terug om die weer te rooien.”

Op 1 mei, terwijl de Sovjets overal de Dag van de Arbeid vierden, pootte Joertsjenko zijn aardappelen. Maar de volgende dag kwam het bericht dat ook Vil’cha moest worden geëvacueerd. „Zodoende trokken we door naar Mozyr. Dat is zo’n 80 kilometer van Tsjernobyl.”

Was dat ver genoeg om besmetting te ontlopen?

Joertsjenko lacht: „Natuurlijk niet. Maar dat wisten we niet.”

Het gezin Joertsjenko bleef niet lang in Mozyr. Een paar dagen later trokken ze door naar het Oekraïense deel van Polesië. Daar wilde hij voorlopig blijven en ook werk zoeken.

Teruggaan naar de centrale in Tsjernobyl zit er voorlopig niet in, dacht hij. „Inmiddels was er al een zone van 30 kilometer ontruimd. Soldaten waren bezig de omgeving schoon te maken.”

Hield u er toen rekening mee dat het wel eens een afscheid voorgoed kon zijn?

„Njet. We hoopten steeds dat we weer terug konden naar ons eigen huis. Maar intussen stelde ik me bij de autoriteiten beschikbaar om ander werk te doen. In Oekraïne stonden destijds diverse kerncentrales, dus ik kon verschillende kanten uit. Dat lukte, bij een centrale in Joezjnoekrajinsk in het zuiden van het land. Daar troffen we ook veel andere families uit Pripjat.”

In juli 1986 kwam er een vertegenwoordiger uit Tsjernobyl naar Joezjnoekrajinsk met de mededeling dat terugkeer naar Pripjat er niet meer in zat. Een grote tegenvaller voor Nikolai Joertsjenko. „We waren blijven hopen. Ook al werd er steeds meer bekend over de ramp in Tsjernobyl, we hadden nog steeds geen idee hoe groot de werkelijke catastrofe was. Langzamerhand kregen we door dat er zich iets verschrikkelijks had afgespeeld.”

In augustus 1986 mocht hij nog heel even terug naar Pripjat om wat noodzakelijke dingen uit het huis te halen. „De hele zone was toen al afgesloten. Ik heb toen wat boeken, beddengoed en kleren verzameld. Bij terugkeer werden al onze spullen op straling gecontroleerd. Wat te veel straling bevatte, moest achterblijven. Dat bezoek was natuurlijk levensgevaarlijk, maar dat wisten we niet.”

Qua werk wilde het nog niet zo vlotten. Het liefst wilde Joertsjenko iets doen in Kiev en daar met zijn gezin gaan wonen. Hij vermoedt dat hij daarin werd tegengewerkt omdat hij baptist was. Hij schreef een telegram aan Sovjetleider Gorbatsjov, waarin hij de zaak uitlegde. „In augustus besloot men in Moskou dat wij een huis moesten krijgen. Maar om te zorgen dat dat ook gebeurde, moest er in november wel iemand van Moskou naar Kiev komen.”

Nog steeds woont in de Oekraïense hoofdstad, waar hij als diaken dient in de baptistengemeente Poetsjova. Zijn vrouw stierf in 2008. „Ze had vele kwalen, die volgens mij te maken hadden met straling. Hoewel ze op het moment van het ongeluk niet in Pripjat was, heeft ze natuurlijk altijd veel straling opgelopen. Bovendien is ze meegeweest bij ons korte bezoek in augustus 1986. Zelf lijd ik onder hartritmestoornissen die met radioactiviteit verband kunnen houden. En een van mijn kinderen heeft een zwakke gezondheid. Zo hebben we nog dagelijks te maken met de gevolgen van de kernramp.”

Hoe heeft u dit alles als christen beleefd?

„De Bijbel zegt dat God ons verdrukking en stress geeft, om ons daardoor te leren. Dat heeft Hij hier ook gedaan. De streek rond Tsjernobyl begon zich juist in die tijd de atheïstische regio te noemen. Ik zie deze catastrofe als de hand van God. Hij heeft dit laten gebeuren.”

En die aardappelen, wat is daarvan geworden?

„Haha, daar heb ik nooit meer naar omgekeken. Juist vorig jaar ben ik voor het eerst weer op bezoek geweest in die regio. Ons huis was helemaal leeg. En het dorp waar onze tuin lag, was platgeschoven. Alles daar is nu bos geworden.”

In de aanloop naar Tsjernobyl 25 jaar een serie artikelen over de gevolgen van de kernramp.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer