Spotlight: Twee werelden van Pieter Nouwen
Pieter Nouwens grote zoektocht naar zingeving eindigde bij het christendom. Zijn boeken zijn daar de afspiegeling van. De rode draad in zijn werk: de wereld van de gelovige is een andere dan die van de ongelovige.
Op landgoed de Oldenhof, bij Vollenhove, kwam twee weken geleden een klein gezelschap bij elkaar om de presentatie van ”Pieter Nouwen verzameld” mee te maken. Een voorzichtig groen waas hing over de bomen in het park, de zon scheen, de muziek sprankelde en er werd wijn geschonken waarvoor de schrijver zelf een voorkeur placht te hebben. Het historische landhuis vormde een perfect decor voor de toespraken waarmee de in 2007 overleden Nouwen herdacht werd. Hij hield van geschiedenis en van muziek, van kransen en krullen, van barok taalgebruik en katholieke liturgie. Maar hij was vooral een schrijver die betekenis zocht.
Mijn eerste kennismaking met Nouwens werk dateert van 1997, toen ik rond Pasen zijn pasverschenen boek ”Het negende uur” las en gefascineerd raakte. Het verhaal was zo spannend als een thriller, maar tegelijkertijd ging het over de allergrootste vragen van het bestaan. Het leven van de 18e-eeuwse componist Johann Sebastian Bach werd er tegenover dat van de eigentijdse zanger Edward Schneider geplaatst, culminerend in de onvermijdelijke vraag: Leeft een mens tot Gods eer, of slechts tot meerdere glorie van zichzelf?
Later las ik Nouwens eerdere roman ”De lichtwachter” (1993), het verhaal van de mysterieuze vuurtorenwachter in Spanje die een zoekende Nederlandse journalist de weg wijst. En zijn verhalenbundel ”De god in de machine” (1991), waarin een zonderlinge Nederlander zijn leven lang zoekt naar een stier met de perfecte landkaart van de wereld op zijn huid, en waarin een Duitse vorst in de greep raakt van het idee van een perpetuum mobile.
Al die verhalen hebben een wat surrealistische sfeer, en ze zijn zwaargeladen met filosofische en religieuze ideeën. Dat is ook Pieter Nouwens grote kracht. Hij is om te beginnen in staat om met een overvloed aan details uit de werkelijkheid zijn lezers te verleiden. Galenburgh, het huis waar de onsympathieke hoofdpersoon uit ”Het negende uur”, zijn kamers huurt, staat in ’s-Graveland bij Hilversum, is opgetrokken uit geelgrijze steen en spiegelt zich in het water van een slotgracht – een exacte kopie van het werkelijk bestaande huis Trompenburgh. Zo zijn er meer details te noemen: de vuurtoren van Chipiona die model staat voor de vuurtoren in ”De lichtwachter”, het bedreigde natuurreservaat Doñana dat in diezelfde roman een cruciale rol speelt. En natuurlijk de Matthäus Passion die onder leiding van de beroemde dirigent Agincourt –nét geen Harnoncourt– wordt uitgevoerd in het Amsterdamse Concertgebouw.
Zulke dingen geven je als lezer een groot gevoel van werkelijkheid, van echtheid. Maar achter die werkelijkheid schuilt bij Nouwen altijd iets anders, dat alle dingen betekenis geeft. Meestal is het onzichtbaar voor onze ogen, maar in de loop van de verhalen wordt de muur die ons van die andere werkelijkheid scheidt doorzichtig, zodat we er iets van waarnemen kunnen. Bijvoorbeeld in de figuur van de vuurtorenwachter Pedro de Luna, die zijn leven offert, maar daarna toch niet dood is. Daarmee schept Nouwen een bijna magisch-realistisch universum, hoewel zijn verhalen niet over magie gaan, maar over metafysica.
Tenminste, dat geldt voor zijn eerste drie boeken. Later schreef hij nog een heel andere roman: ”De pias van het pentagon” (2004), een politieke satire waarin hij het beleid van president Bush kritiseerde. Het boek werd niet erg positief ontvangen, en ook Nouwen zelf vond later dat hij de verkeerde weg was ingeslagen. Hij besloot opnieuw aan een ideeënroman te gaan werken, die bijna voltooid was toen hij overleed, maar nog altijd niet uitgegeven. Het nu verschenen verzamelde werk bevat slechts zijn drie eerste boeken. Niet ”De pias van het pentagon” –terecht– en ook niet zijn bijna voltooide laatste roman.
Als ik het boek, prachtig gebonden, opensla, valt het me opnieuw op: je wordt als lezer niet meteen getroffen door verrassende zinswendingen of origineel taalgebruik. Stijl is Nouwens zwakke punt, hij is te wijdlopig, te weinig pregnant. Maar als je de moeite neemt om verder te kijken dan de eerste bladzijde, raak je geboeid door zijn zoektocht naar zingeving, nog beter zichtbaar als je zijn boeken in de juist volgorde, de volgorde van ontstaan, gaat lezen.
In ”De god in de machine” is te zien hoe hij tastend zijn weg probeert te vinden. Hij heeft het christendom nog niet nadrukkelijk omhelsd, maar de vragen die hij stelt, lijken onvermijdelijk in de richting van een religieuze wereldbeschouwing te leiden. In ”De lichtwachter” breekt –letterlijk– het licht verder door. En in ”Het negende uur” is er geen onduidelijkheid meer: het leven van de ongelovige hoofdpersoon staat haaks op het leven van de gelovige kunstenaar Bach, en er is geen twijfel aan welke levensbeschouwing Nouwen de voorkeur geeft.
„Ik heb de neiging te denken dat ik alleen in de vorm van een roman iets van een wereldbeeld kan laten zien, dat op een andere manier niet valt uit te leggen”, vertelde hij veertien jaar geleden, toen ik hem voor het eerst ontmoette. „In mijn boeken staan het niet-religieuze en het religieuze wereldbeeld telkens weer tegenover elkaar. Ik schrijf erover, omdat ik beide werelden ken. In de niet-religieuze mens zie ik dingen van mezelf, die ik nu associeer met een zekere mate van onvolkomenheid. (…) Ik heb het gevoel dat de niet-religieuze wereld een incomplete wereld is.”
Dat wordt nergens beter gedemonstreerd dan in een van de mooiste passages uit ”De lichtwachter”, waar twee organisten in een verbeten strijd gewikkeld zijn. De een bonkt met geweld op klavieren en pedalen, tot het gedreun en gesnerp zo erg wordt dat de kerk instort. De ander speelt slechts, heel zacht, daartegenin: ”Gib dich zufrieden und sei stille”, Bachs klassieke koraal. Dat zijn Nouwens twee werelden, overal tegelijkertijd aanwezig, in voortdurend conflict. Maar het hoeft geen betoog dat de ogenschijnlijk zwakste het wint.
Boekgegevens
”Pieter Nouwen verzameld”; uitg. Thoth, Bussum, 2011; ISBN 978 90 6868 566 4; 590 blz.; € 29,90.