Groen & duurzaamheid

Natuur profiteerde van ramp bij Tsjernobyl

Hoe ernstig zijn de gevolgen van de radioactieve straling voor de natuur rond Tsjernobyl? Wetenschappers kissebissen al 25 jaar over die vraag. Intussen genieten natuurliefhebbers van wat ze er allemaal aan moois zien.

16 April 2011 11:12Gewijzigd op 14 November 2020 14:34
De eland is een van de diersoorten die hebben geprofiteerd van de menselijke ont­volking van het gebied rond Tsjernobyl. Foto EPA
De eland is een van de diersoorten die hebben geprofiteerd van de menselijke ont­volking van het gebied rond Tsjernobyl. Foto EPA

„En de derde engel heeft gebazuind, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit de hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren. (…) En de naam van de ster wordt genoemd Alsem; en het derde deel der wateren wérd tot alsem, en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden.”

Wat heeft Openbaring 8 met een artikel over Tsjernobyl te maken? Dat is geen moeilijke vraag, want de kernramp die zich daar 25 jaar geleden voltrok, herinnerde veel Oekraïners aan eindtijdtaferelen zoals die in Openbaring worden beschreven.

Toch was er meer aan de hand. Het bittere alsem dat in Openbaring wordt genoemd en dat het water in de rivieren bitter maakt, is een plantje dat de Oekraïners maar al te goed kennen. In hun taal heet het ”chornobyl”. Eén soort uit deze plantenfamilie –Artemisia vulgaris– bedekte eeuwenlang de vlakten waar in de twaalfde eeuw de stad Tsjernobyl werd gesticht – die naam is toen niet toevallig gekozen. Dat er in het apocalyptische Bijbelboek Openbaring over hun „tsjernobyl” wordt gesproken als een verwoestende kracht had in 1986 voor de Oekraïners een extra onheilspellende betekenis.

De Amerikaans-Oekraïense journalist-schrijver Mary Mycio schrijft erover in ”Wormwood Forest. A Natural History of Tsjernobyl”, dat bij de 20-jarige herdenking van de ramp, in 2006, op de markt kwam (Wormwood is het Engelse woord voor alsem). Toch had Mycio’s boek geen zwartgallige boodschap. Ze liet juist zien dat het gebied rond de kerncentrale –de zogenaamde Tsjernobyl Exclusion Zone, een gebied met een straal van 30 kilometer rond de kerncentrale– zich heeft ontwikkeld tot „een van Europa’s grootste natuurreservaten” waar de natuur ongestoord haar gang kon gaan.

Wat zich rond de verwoeste kerncentrale afspeelde na het vertrek van de 135.000 menselijke bewoners is te vergelijken met wat nachtdieren doen: zij komen tevoorschijn als hun grootste vijand, de mens, is verdwenen. Vooral dieren die door menselijk toedoen bijna waren uitgeroeid, kregen rond Tsjernobyl een nieuwe kans: zo werden er przewalskipaarden uitgezet.

Was Mary Mycio te optimistisch over de gevolgen van de kernramp voor de natuur rond Tsjernobyl? Eigenlijk is op die vraag nog altijd geen eensluidend antwoord gegeven, en het lijkt erop dat de wetenschappelijke wereld zich vooralsnog blijvend heeft verdeeld in optimisten en pessimisten.

Tot die laatste categorie behoren de evolutiebiologen Anders Pape Moller en Timothy Mousseau uit de VS. In februari presenteerden ze hun studie naar de hersenomvang van vogels in het besmette gebied. Na onderzoek onder 550 vogels ontdekten ze dat de schedelinhoud „significant” afnam naarmate de vogels dichter bij de kerncentrale leefden. In een eerder onderzoek stelden ze dat het aantal hommels, vlinders en sprinkhanen lager was op plaatsen met een hoge straling.

Extra bekendheid kreeg hun studie naar boerenzwaluwen die in de buurt van Tsjernobyl rondvliegen en waarvan een aantal albinoverschijnselen vertoonde (witte plekken in hun verenkleed). Volgens Moller en Mousseau een teken dat de straling het genetische materiaal van de zwaluwen had aangetast. De twee kregen fikse kritiek van de Amerikaanse ecoloog Ronald Chesser. Zo wees hij op boerenzwaluwen met witte veren die ook elders in Oekraïne waren aangetroffen. Ook stelde hij dat de straling zich niet als een egale deken heeft verspreid, maar hier en daar. De invloed ervan is daardoor moeilijk zuiver te meten, omdat er uitwisseling van dieren mogelijk is tussen ’schoon’ en ’besmet’ gebied.

Chesser moest ook zelf in het zand bijten. In 1995 had hij gemeld dat de grote genetische variatie onder woelmuizen bij Tsjernobyl „moest” worden verklaard uit opgelopen DNA-schade. Nader onderzoek toonde echter aan dat de woelmuizen behoorden tot vier verschillende ondersoorten…

In de aanloop naar Tsjernobyl 25 jaar een serie artikelen over de gevolgen van de kernramp. Dinsdag deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer