„Zonen mogen hun moeder niet zo zien”
RIKUZENTAKATA – Het is maandagmiddag kwart voor drie. Een luide sirene gaat af in Rikuzentakata, een stad in het Japanse rampgebied. Precies een maand geleden kondigde dezelfde sirene de komst van een allesverslindend monster aan.
Voor de bouwkeet die nu als stadhuis dient staan zo’n tachtig brandweerlieden, soldaten, en ambtenaren strak in het gelid, het hoofd gebogen.
De herdenking is kort en eenvoudig. Er zijn geen emotionele woorden, geen tranen, geen uitingen van leed. Er is enkel een minuut stilte. Maar achter elk strak gezicht schuilt een hartverscheurend verhaal en een bijna ondraaglijke pijn.
Op de voorste rij, in het midden, staat de 46-jarige burgemeester van Rikuzentakata, Futoshi Toba. Zaterdag werd zijn vrouw Kumi gecremeerd, enkele dagen eerder was ze eindelijk gevonden.
Toen de aardbeving toesloeg, was Toba aan het werk op het stadhuis. Hij moest een onmogelijke keuze maken. In zijn auto stappen en zijn vrouw redden, of leidinggeven aan zijn stad. Hij koos voor het laatste.
Als Toba in zijn auto was gestapt, zou de tsunami hem de dood in hebben gesleurd. Zijn besluit om leiding te geven heeft zijn leven gered.
Toch pijnigt zijn keuze hem nog altijd. Vanaf het dak van het stadhuis moest hij hulpeloos toezien hoe de tsunami zijn stad verslond.
„Het ene gebouw na het andere werd als speelgoed verwoest. Auto’s werden meegesleurd. Het was net alsof ik naar een film keek. Het was niet te geloven.”
Na enige tijd werd het schouwspel nog vreselijker. „Het water trok terug”, herinnert Toba zich. „Op de daken zaten mensen die werden weggesleurd. We hoorden hen om hulp schreeuwen, maar we konden niets doen. Het was echt hartverscheurend.”
De beproeving duurde urenlang. Gebouwen botsten met enorme kracht op het stadhuis, gasflessen ontploften en er waren voortdurend zware naschokken. „Ik dacht dat het gebouw zou instorten”, vertelt Toba.
Pas de volgende dag wisten de 127 overlevenden, zowel ambtenaren als inwoners, uit het zwaar verwoeste stadhuis te ontsnappen. Meer dan 100 mensen die op het stadhuis werkten, verloren het leven, velen van hen bij pogingen om inwoners van de stad te redden.
Op weg naar een haastig opgezet rampencentrum ontmoette Toba de vader van een klasgenoot van een van zijn zonen. Zij hadden de tsunami overleefd.
„Ik wilde onmiddellijk mijn kinderen zoeken”, zegt Toba. Maar de verantwoordelijkheid van zijn ambt woog zwaarder. „Ik moest de leiding nemen bij het rampencentrum.” Er klinkt spijt in zijn stem.
Afgelopen week werd zijn vrouw gevonden. „Haar lichaam was zo verminkt en in zo’n verre staat van ontbinding dat ze nauwelijks meer te herkennen was”, zegt Toba.
Hij twijfelde lang of hij zijn zonen moest vertellen dat hun moeder was gevonden. „Dan hadden ze haar willen zien. Maar ik wilde niet dat mijn zonen hun moeder zo zouden zien. Het is beter dat ze zich haar herinneren zoals ze die dag afscheid van haar namen.”
„Vooral mijn jongste zoon is een moederskind”, vertelt Toba. „Enorm gevoelig.”
Toen uiteindelijk afgelopen zaterdag zijn vrouw werd gecremeerd, wisten zijn kinderen dat niet. „Ik ga het hun later vertellen”, zegt Toba.