Huishoudelijk werk
Hoe verdelen man en vrouw in hedendaagse huishoudens hun aandeel in de betaalde en onbetaalde arbeid? Mens & Maatschappij (86e jaargang nr. 1) presenteert de uitkomsten van een studie op basis van de Dutch Time Competition Survey uit 2003. De centrale hypothese daarbij is dat de partner met het hoogste uurloon de meeste tijd zal besteden aan betaalde arbeid, terwijl de ander de meeste tijd zal besteden aan onbetaalde arbeid in het huishouden.
Die hypothese wordt in het onderzoek bevestigd. Daarnaast blijken ook de opvattingen over de man-vrouwverhouding van belang te zijn en de aanwezigheid van kinderen in het gezin. Daarbij gaat het vooral om kinderen in de basisschoolleeftijd. Die maken de verdeling van onbetaalde arbeid in het gezin ongelijker. Verder geldt dat de eisen die het werk van de vrouw stelt, eveneens van invloed zijn op de arbeidsverdeling tussen de partners.
Naarmate de vrouw meer flexibel en autonoom kan omgaan met haar werk buitenshuis, is zij beter in staat taken in het huishouden te vervullen. Zij lijkt daardoor een wat ontspannener bestaan te hebben. Maar op die manier wordt ook de meer traditionele rolverdeling in stand gehouden. De sterke deeltijdcultuur die Nederland kent, faciliteert deze tendens.
In het onderzoek is geen rekening gehouden met het effect dat de eisen die vanuit zijn baan aan de man gesteld worden op zijn tijdsbesteding in het gezin hebben. De uitkomsten van het onderzoek suggereren echter wel dat zolang hun vrouw beschikbaar is voor huishoudelijke taken, mannen hun tijdsbestedingspatronen niet zullen aanpassen.
Liberaal Reveil (52e jaargang nr. 1) bevat een tweetal bijdragen over het huwelijk en de staat. In hoeverre zou de staat vanuit liberaal perspectief bemoeienis moeten hebben met liefdesrelaties? De ene auteur, Niels de Leeuw, is van mening dat door deze staatsinmenging de gelijke behandeling van burgers in gevaar komt. Paren worden anders behandeld dan individuen. Verder zijn huwelijken tussen meer dan twee personen niet toegestaan. Vanuit liberaal perspectief bestaan daarvoor geen duidelijke morele gronden.
Zijn conclusie is dat registratie van partnerschappen, in welke vorm dan ook, geen taak van de staat is. Het vastleggen van verplichtingen tegenover de partner(s) zou overgelaten moeten worden aan de betrokkenen zelf.
Paul Vlaardingerbroek, hoogleraar familie- en jeugdrecht, wijst er in zijn reactie op dat het huwelijk (en ook een geregistreerd partnerschap) zeer veel rechtsgevolgen met zich meebrengt. De meeste daarvan zijn ook door de partners gewenst. Dat betreft onder meer de rechtspositie van de kinderen die geboren zullen worden en de materiële gevolgen van het huwelijk. Vandaar dat een huwelijk, anders dan een gewone overeenkomst, niet eenzijdig kan worden opgezegd.
Of de overheid een polygame relatie moet toelaten, is een rechtspolitieke keuze. Nederland zou daarbij in Europees verband vooroplopen. Polygame relaties komen echter in veel gevallen niet tot stand op basis van een gelijkwaardige beslissing van de betrokken partijen. Bovendien heeft de erkenning van een polygame relatie consequenties ten aanzien van het verblijfsrecht van vreemdelingen en het recht op bijstand na het beëindigen van de relatie.
Zicht (37e jaargang nr. 1) heeft een themanummer over secularisme. Redactievoorzitter Klaas van der Zwaag analyseert het secularisme als nieuwe politieke ideologie. De wereldwijde opkomst van religie heeft een tegenreactie in het leven geroepen, die zweert bij de verlichtingsidealen van rationaliteit en neutraliteit. Men keert zich tegen elke invloed van de religie in het publieke domein.
In West-Europa is er volgens James Kennedy weliswaar geen comeback van religie te bespeuren, maar is wel de plaats van religie in de samenleving teruggekeerd als een belangrijke bron van publiek debat. Religie wordt steeds meer ontdekt als potentieel voor sociale cohesie en maatschappelijke betrokkenheid.
In zijn recente boek ”The Secular Outlook” beklemtoont de Leidse hoogleraar en rechtsfilosoof Paul Cliteur opnieuw dat religie zo veel conflictstof opwerpt in het publieke domein dat het verwijderen van religie en religieuze argumentatie bevorderlijk is voor een vreedzame en democratische samenleving.
Een exclusieve waarheidsopvatting, zoals het christelijk geloof die ook hanteert, hoeft echter volgens Van der Zwaag niet te leiden tot het met geweld opleggen van die waarheid aan anderen. Cliteur miskent de positieve waarde van religies als bron van sociaal en moreel kapitaal.
Vanwege de ontwikkeling van secularisatie naar secularisme zijn de tegenstellingen in de samenleving verscherpt. De religie, christendom zowel als islam, wordt steeds meer gezien als een spelbreker voor de seculiere verworvenheden. Het getuigt echter van kortzichtigheid wanneer secularisten zich met een beroep op de verlichtingswaarden als neutraal presenteren.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl