Onderwijs & opvoeding

SGP-Kamerlid Dijkgraaf: „Laat kwaliteit niet tornen aan onderwijsvrijheid”

HARDINXVELD-GIESSENDAM – Zorg voor kwaliteit, zodat het niveau van de school geen aanleiding kan zijn om aan de vrijheid van onderwijs te tornen.

Onderwijsredactie
9 April 2011 16:19Gewijzigd op 14 November 2020 14:28
Dijkgraaf. Foto Sjaak Verboom
Dijkgraaf. Foto Sjaak Verboom

Die boodschap gaf SGP-Kamerlid prof. dr. E. Dijkgraaf zaterdagmorgen mee tijdens de jaarvergadering van de reformatorische scholenorganisatie VGS. Voorzitter ds. P. Mulder signaleerde in zijn openingswoord „voortdurende druk om de onderwijsinhouden in overeenstemming te doen zijn met de gangbare gedachten van deze tijd.”

In het regeerakkoord van het huidige kabinet is vastgelegd dat aan de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de grondwet, niet wordt getornd. „Wekelijks merk ik de gunstige gevolgen van dat uitgangspunt”, zei Dijkgraaf. „Daar zijn we dankbaar voor, want in de volksvertegenwoordiging bestaat een ruime meerderheid die de huidige onderwijsvrijheid zou willen beknotten.”

Dijkgraaf noemde het recente debat over de 328 leerlingen die thuisonderwijs volgen als voorbeeld. Plannen van islamitische ouders in Amsterdam om na sluiting van hun school ook voor thuisonderwijs te kiezen, waren aanleiding tot een Kamerdebat. „De affaire Amsterdam”, noemde Dijkgraaf het. „Heel vaak zijn affaires aanleiding tot pogingen om artikel 23 uit te hollen. Voorkom affaires!”

Vol lof was het SGP-Kamerlid voor de huidige bewindslieden op Onderwijs. „Ze staan voor artikel 23.”

In het regeerakkoord staan ook afspraken over hardere aanpak van zeer zwakke scholen. „Die zijn er in het reformatorisch onderwijs niet; veel scholen staan hoog op de scorelijsten en we mogen die parels koesteren, maar we moeten waakzaam zijn, zodat we kwaliteit blijven leveren. Daar hoort ook bij dat we werk maken van de integratieproblematiek. Niet om de onderwijsvrijheid te verdienen, want het is een grondrecht, maar incidenten rond de kwaliteit van het bijzonder onderwijs kunnen grote consequenties hebben. Dat kunnen we ons niet veroorloven. Voor de kinderen is het een zegen dat een school hen laat kennismaken met de samenleving waarin ze later zullen staan.”

Kwaliteit moet er ook op bestuurlijk niveau zijn, stelde Dijkgraaf, onderwijswoordvoerder van de SGP-fractie in de Tweede Kamer. „Het zou goed als goede scholen beloond werden met vermindering van het inspectietoezicht. Zorgt u er als bestuur voor dat het toezicht zo goed is dat het inspectiebezoek overbodig is. Als een directie blij is met inspectiebezoek omdat het toezicht door het eigen bestuur niet goed functioneert, is er iets niet in orde. Haal expertise het bestuur in; dat hebben onze scholen hard nodig. Een kerkenraadslid in een schoolbestuur is best, maar dan wel vanwege zijn kwaliteit en niet vanwege zijn kerkenraadsfunctie. We hebben mensen nodig die op de identiteit én de kwaliteit kunnen toezien.”

Directeur H. Vos noemde het „een van de weinige teleurstellingen” uit de acht jaar dat hij bij de VGS aan het roer staat dat er weinig draagvlak blijkt te bestaan voor Dunamis, de in 2008 opgerichte franchiseorganisatie die „de continuïteit en kwaliteit en daarmee ook de identiteit van scholen” wil bevorderen. Deelnemende scholen ontvangen kwaliteitstoetsing en -ondersteuning, maar behouden hun zelfstandigheid. Slechts zo’n 12 procent van de reformatorische scholen maakt er gebruik van. „Dit is helaas mislukt. Scholen blijken wel waarde te hechten aan de toetsingskaders. VGS en Driestar Educatief gaan die dan ook ter beschikking stellen.” „Evalueer uw eigen functioneren”, riep Kamerlid Dijkgraaf de besturen op. „Hebben we de goede expertise in huis? En is elk probleem bespreekbaar?”

Een vragensteller wees op de moeite om goede bestuurders te vinden. Ze moeten zich vervolgens ook nog beschikbaar stellen, vulde Dijkgraaf aan: „Ik zie te veel mensen met een aardige baan die naast die 40-urige werkweek hun huis en hun tuintje hebben en verder niets doen, terwijl ze met hun capaciteiten veel voor de gezindte zouden kunnen betekenen. Mensen moeten hun verantwoordelijkheid nemen.”

Samenwerking met andere basisscholen kan een oplossing voor het gebrek aan bestuursleden zijn, „maar alleen als je de identiteit echt samen deelt”, zei Dijkgraaf. „Ik zie ook situaties waar dat niet zo is en waar de samenwerking vervolgens moeizaam verloopt.”

De wettelijk vereiste scheiding tussen bestuur en toezicht blijkt in het primair onderwijs lastig te realiseren: „Hoe oefen je toezicht uit als je gewend bent te besturen? En, in tegenstelling tot vroeger, hoort daar nu ook toezicht op de onderwijskundige kant bij”, zei Vos. De VGS heeft in het voortgezet onderwijs een overlegplatform voor de raden van toezicht opgericht en wil dat ook in het primair onderwijs doen.

Dijkgraaf wees op de noodzaak van verhoging van het algehele niveau van het Nederlandse onderwijs. „We moeten terug naar kennis en kwaliteit. Niet om ons eenzijdig te richten op rekenen en taal –gelukkig pleit de Onderwijsraad voor brede vorming–; het gaat om de kwaliteit als geheel.”

Ds. Mulder wees op de drijfveren van de oprichters van de scholen: „Men wilde ten diepste het volk dienen door goede scholen.” Het geestelijk klimaat op veel christelijke scholen was aanleiding om de totstandkoming van eigen scholen na te streven.

Ds. Mulder citeerde de eerste voorzitter, ds. G. H. Kersten: „Het gaat niet om een openbare school plus wat godsdienstonderwijs, maar om een school waar het onderwijs doorzuurd is van het zuurdeeg des Woords.” Dijkgraaf haalde zijn eigen wiskundeleraar van vroeger aan, die moeilijke vraagstukken als voorbeeld hanteerde om aan te geven hoe weinig een mens feitelijk weet: „Wij hebben al moeite met het doorgronden van drie dimensies. Wat een almachtige God Die alle dimensies beheerst.”

Zal de vrijheid van onderwijs op de lange termijn gehandhaafd blijven? „Zorgen zijn er niet alleen over de gedachten van anderen over het bijzonder onderwijs, maar ook intern”, onderstreepte Dijkgraaf het openingswoord van ds. Mulder, die ds. A. Vergunst citeerde: „Als de praktijk van het waarachtige leven der genade in het persoonlijke en huiselijke leven gaat ontbreken, zal dat doorwerken in de scholen, ten spijt van ondertekende grondslagen.”

„Laten we doen wat we kunnen, maar niet té bezorgd zijn”, zei Dijkgraaf. „De Heere regeert; dat mag ons ontspanning geven. Door alles heen zal de Heere ervoor zorgen dat Zijn eer centraal staat.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer