Leendert van Wezel: Heimwee naar experiment van George Orwell
Onze taal geeft woorden aan gevoelens, aan wensen en gedachten. Taal stelt ons in staat te communiceren, voorstellen over te brengen, samen te werken, vragen te stellen en elkaar de oorlog te verklaren. George Orwell oppert in zijn beroemde boek ”1984” een interessante gedachte als hij beschrijft dat een ministerie van de regering van Big Brother ernaar streeft om de taal te ontdoen van negatieve, afwijzende, tegendraadse en opruiende woorden, zodat de bevolking geen woorden meer zal kunnen vinden om zich tegen zijn regering te keren. Zou dat kunnen? Een uitsluitend positieve taal die niet meer in staat stelt om het negatieve te uiten?
Wat in ieder geval zeker is, is dat wij met elkaar snel bezig zijn om het omgekeerde te bewerkstelligen. Onze taal groeit jaarlijks met een woordenschat die er vooral op gericht is het negatieve, het kwetsende, het raspende en het bijtende in nog beeldender woorden uit te drukken. Blijkbaar gaf de bestaande woordenschat onvoldoende ruimte om gevoelens van afkeer, van negativiteit en van oordeel over te brengen.
Vooral in het parlement valt dit op. De tijd dat de kalme wateren van het regeringsdebat door een bedding van waardig taalgebruik spoelden ligt achter ons. Rotsblokken van schoolpleinachtige scheldpartijen hebben de bedding uitgeschraapt, zodat het water zich schuimend en borrelend door de bedding perst. Ruw lijkt voor sommigen niet ruw genoeg, steeds worden nieuwe dimensies toegevoegd aan het elkaar kwetsen en in een negatief daglicht stellen.
Onlangs hoorde ik een PVV-Kamerlid tekeergaan over de benoeming van een rechter met woorden die deden denken aan een uit de hand lopende situatie in groep 7 van de lagere school, of aan een kleuter die zojuist een nieuw vies woord heeft geleerd. Alsof dit spitsvondig vinden van nieuwe scheldwoorden een bepalende kwaliteit is om zitting te nemen in het landsbestuur.
Het is een trend die zichzelf versterkt. Salomo zegt in Spreuken 15 niet voor niets: „Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een smartend antwoord doet de toorn oprijzen.” Het ene scheldwoord lokt het andere uit, waarbij soms zelf uiterlijke kenmerken van de ander in kwetsende zin relevant lijken te worden.
Het gedachte-experiment van George Orwell zal in de praktijk weinig soelaas bieden. Misschien moeten de christelijke partijen toch maar eens voorstellen om boven de Kamervoorzitter een groot bord op te hangen, als een spiegel voor de debaters, met daarop de kern van de woorden van Jezus in Matth. 15: niet wat de mens eet, maar wat de mens zegt verontreinigt hem.