Commentaar: Tevredenheid na kerkscheuring is onmogelijk
De commissie van bijzondere zorg voor hervormde gemeenten in de Protestantse Kerk in Nederland heeft gisteren haar eindrapport gepubliceerd. Het rapport is het administratieve sluitstuk van de afhandeling van de ingrijpende kerkscheuring van 2004 in hervormde kring.
In totaal is er ruim 40 miljoen euro aan vermogen door de Protestantse Kerk overgedragen aan 61 hersteld hervormde gemeenten.
De commissie van bijzondere zorg heeft 450.000 kilometer afgelegd –ruim elf keer de aarde rond– om gesprekken te voeren met betrokken gemeenten, zo meldt ze. In sommige gemeenten stemde de voorziening die door de commissie getroffen werd tot dankbaarheid bij zowel hervormden als hersteld hervormden. In andere gemeenten was het juist de voorziening die de bitterheid van de kerkscheuring verdiepte omdat een van beide partijen –of zelfs beide partijen– vond dat haar onrecht was aangedaan.
Hervormden die op grond van hun overtuiging hun plaats in de Protestantse Kerk innamen, voelden zich door de opgelegde voorziening soms onheus behandeld. Waarom moesten zij betalen voor een scheuring die ze niet hadden begeerd en die al het hele gemeentelijke leven overhoop had gehaald?
Aan de andere kant waren er de hersteld hervormden die zich soms niet minder onrechtvaardig behandeld voelden. Waarom kregen zij slechts een deel van het in de loop van tijden opgebouwde kerkelijke vermogen, terwijl ze als gemeente slechts wilden blijven wat ze altijd geweest waren?
Een kerkscheuring naar tevredenheid afhandelen, is onmogelijk. Ondanks dat in veel plaatsen de verhoudingen tussen de hervormde gemeente en de hersteld hervormde gemeente verbeterd zijn, is de scheur ook zeven jaar later nog zichtbaar en voelbaar. Er is nog steeds bitterheid, pijn, verdriet. Die neem je niet weg, niet door de hervormden alle goederen te laten, noch door de hersteld hervormden 40 miljoen of zelfs 400 miljoen euro te geven.
Daarmee is zeker niet gezegd dat de Protestantse Kerk er geen goed aan heeft gedaan om te breken met de manier waarop eerdere scheuringen in de Nederlandse Hervormde Kerk werden afgehandeld. In 1834 en 1886 werden afgescheidenen en dolerenden met lege handen heengezonden. Dat de financiële handreiking in veel hersteld hervormde gemeenten niet als voldoende ervaren worden, is overigens eveneens begrijpelijk.
Misschien is het maar goed dat kerkscheuringen nooit tot tevredenheid kunnen worden afgehandeld. Zijn we in ons kleine land al niet veel te vertrouwd met de kerkelijke verdeeldheid? En hoe zou geld goed kunnen maken wat ten principale fout is? Want al is het niet aangenaam om te horen: verdeeldheid onder christenen blijft wel degelijk zonde.
We leven heen naar Goede Vrijdag en Pasen. Op Golgotha verstommen alle woorden waar wij, ook in de kerken, nooit gebrek aan lijken te hebben. Alle aandacht gaat uit naar de middelste Kruiseling. Hij laat voor zondaren Zijn Lichaam breken. En zet daarmee een kruis door al het vleselijke in ons kerkelijk bedrijf. Een kruis waaraan alles van ons sterven moet.