Engelse Conservatief Edward Leigh: Het huwelijk als eenvoudige olifant
Edward Leigh zwemt het liefst tegen de stroom in. De Engelse Conservatief houdt niet van standaard. Conformisme doet hem denken aan communistische regimes. En van Europa moet hij ook niet veel hebben.
Het is kort na lunchtijd. Eigenlijk het moment voor een actieve parlementariër om even plat te gaan.
Maar Edward Leigh gaat niet plat. Hij zakt heerlijk onderuit in een van de lage stoelen in zijn kantoor in het Britse Lagerhuis. Hij gooit zijn hoofd achterover en laat zich volledig gaan in een diepe geeuw. „Oh, excuse me”, zegt hij als hij weer is bijgekomen.
U zou het vast rustiger hebben gehad als u was ingegaan op het aanbod om ambassadeur in het Vaticaan te worden.
„Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat een ambassadeur daar doet. Normaal houden diplomaten zich bezig met handel, maar ik kan me niet voorstellen dat de export naar de Heilige Stoel geweldig groot is, wel?”
Aha, nog rustiger dus. Waarom zei u geen ja?
„Omdat ik geen diplomaat ben. Heel eerlijk gezegd is het me ook nooit officieel aangeboden. Ruim voor de verkiezingen kwam William Hague als schaduwminister van Buitenlandse Zaken naar me toe om me hierover te polsen. Uiteraard in de veronderstelling dat onze Conservatieve Partij de verkiezingen in mei 2010 zou winnen en dat Hague als minister deze benoeming zou kunnen doen. Maar ik ben volkomen tevreden als lid van het parlement. Dus heb ik nee gezegd.
Als ik ja had gezegd, had men mij wellicht gevraagd me niet verkiesbaar te stellen. Want anders zou mijn benoeming hebben geleid tot tussentijdse verkiezingen in mijn district. Zulke tussenverkiezingen vallen doorgaans slecht uit voor de regerende partij, dus wilde men dat op die manier voorkomen.
Ik ben wel enkele keren in het Vaticaan geweest. Geweldig vond ik dat. Waar wij denken in maanden, doen zij dat in eeuwen.”
In de pers wordt u steevast omschreven als een toegewijd rooms-katholiek.
„O ja, is dat zo? Ik zou eigenlijk niet eens weten wat een toegewijd katholiek is. De paus, is hij een toegewijd katholiek, Alexander?” vraagt hij aan de rechtenstudent die stage bij hem loopt.
Alexander, serieus en schuchter: „Een toegewijd katholiek gelooft zonder voorwaarden de leer van de kerk. Ik veronderstel dat de paus dat doet, maar ik heb daarover geen finaal oordeel.”
Leigh: „O, verstandig. Zelf ben ik beslist niet zonder twijfel. Ik zoek God, als Hij tenminste bestaat. Ik denk net als de meeste mensen, maar voeg me wel in georganiseerde religie. Die structuur vind ik belangrijk. De moderne wereld is helemaal tegen religie.”
Bedoelt u dat u de riten van het geloof volgt, zonder er geloof aan te hechten?
„Ik geloof zeker 99 procent van de leer van de kerk. Maar we weten het pas echt als we sterven. Dan ontmoeten we God. En zo niet, dan is dat ook geen punt.”
Zou dat ontmoeten van God ook kunnen tegenvallen?
„Ja natuurlijk. Wij geloven ook in de hel. Jullie Nederlandse protestanten menen toch dat je alleen zalig wordt door het geloof in Jezus, nietwaar? Wel, zo rigide zie ik het niet. Alexander, help me eens, onze kerk leert toch dat we ook door goede werken zalig kunnen worden?”
Alexander knikt bescheiden, maar schort ook hier zijn finale oordeel op.
Leigh: „Hoe dan ook, ik ben als katholiek geboren en grootgebracht en ga nu niet meer veranderen. Door mijn werk kom ik vaak in anglicaanse kerken. De liturgie van beide kerken lijkt tegenwoordig sterk op elkaar. Alleen zijn de anglicanen mij een beetje te makkelijk. Bij hen mag je alles geloven. Ik denk dat er een zekere orde dient te zijn.”
Sinds Leigh geen voorzitter meer is van de parlementaire rekenkamer moet hij het doen met een heel kleine ruime, in het nieuwe gebouw van het parlement. De wand staat vol met wetboeken en verslagen van de Kamer. Ervoor staan enkele schilderijen van eigen hand. Een staatsieportret van de Franse president De Gaulle is al vaak met hem van kamer verhuisd, zo gek is hij op de oude generaal. En dat fotoboek over Stalin moeten we maar even vergeten. „Gekregen van Albanese studenten”, lacht hij.
Het kantoor heeft een kleine erker en kijkt uit op de Theems. Aan de overkant staat het prestigieuze London Eye, de draaimolen waar de regering-Blair vele miljoen in zag verdwijnen.
Op uw internetpagina liet u zich lovend uit over het pausbezoek vorig najaar aan Groot-Brittannië. Wat betekent de paus voor u?
„Hij is een geweldig geestelijk leider. Zijn toespraken waren heel subtiel en maakten zelfs indruk op mensen die niets met geloof hebben. Hij is tegen het relativisme en de moderne wereld. Hij heeft de moed om een standpunt in te nemen. Daar houd ik van.”
U zegt ook dat het rooms-katholicisme staat voor waarden zoals vrijheid en gelijkheid. Maar ook in Groot-Brittannië heeft Rome de anderen vervolgd.
„Dat waren vreselijke tijden. Destijds dachten de vorsten dat religieuze tolerantie onverantwoord was. Dat zou uitlopen op chaos. Effectief bestuur was alleen mogelijk als iedereen van dezelfde kerk was.
Ook na de Reformatie is dat een tijdlang zo gebleven. Katholieken mochten alleen schuilkerkjes hebben die eruitzagen als een gewoon huis. En het heeft tot ver in de negentiende eeuw geduurd voordat katholieken parlementslid mochten worden. Toen ik werd geboren, bestond er her en der nog openlijke discriminatie.
Op een paar flauwe grappen na is dat nu allemaal veranderd. Vandaag maken christenen zich gezamenlijk druk over het lot van geloofsgenoten in Pakistan. Die blasfemiewetten die men daar heeft, kun je misschien wel vergelijken met wat wij hier vroeger hadden. Dat zo’n christelijke minister daar wordt vermoord, dat is toch ongelooflijk. De christenen vormen maar 4 procent van de bevolking, maar nog vindt men dat te veel. In een debat hier in het Lagerhuis heb ik onlangs mijn verbijstering daarover geuit.”
Maakt u zich druk over de Act of Settlement uit 1701, die zegt dat er alleen protestanten op de Britse troon mogen?
„Niet echt. Hoewel ik in 2009 een wijzigingsvoorstel heb ingediend. Kijk, als prins William met een katholiek was verloofd, zou het binnen vijf minuten zijn veranderd. Nu duurt het langer. Ik weet niet waarom de regering het laat sloffen.”
Misschien wil de koningin het niet?
„Heel goed mogelijk. Dan moeten we wachten op prins Charles, die hier heel anders over denkt. Premier Brown had beloofd het te veranderen, maar heeft het niet gedaan. Alexander, herinner me eraan dat we premier Cameron hierover schrijven, wil je?”
De huidige regering oriënteert zich momenteel op het homohuwelijk, wat mogelijk leidt tot een voorstel om dit in te voeren. In uw strijd daartegen wordt u omarmd door de orthodoxe protestanten van het Christian Institute. Hoe voelt dat?
„Geweldig. Ik doe al jaren goede zaken met hen. Zij zijn gewoon veel beter georganiseerd dan de katholieken.
Als het gaat over het homohuwelijk, zitten we helemaal op dezelfde lijn. Ik denk heel eenvoudig: Een olifant is een dier met een slurf en een staart en een groot lijf ertussen. Zo is een huwelijk iets tussen een man en een vrouw. Wie dat verandert, is bezig met taalverloedering.
Dit kan zeker wel gevaarlijk zijn. In ons land worden huwelijken niet zozeer in het gemeentehuis, maar in de kerk gesloten. Als je een homorelatie ook huwelijk noemt, wordt straks een priester die daar niet aan meewerkt voor de rechter gedaagd. Als dit eenmaal zo in de wet ligt, is een veroordeling waarschijnlijk.
Nu ik erover praat, bedenk ik dat ook ambtenaren die de niet-kerkelijke huwelijken sluiten, verplicht worden hieraan mee te werken. Alexander, herinner me eraan dat we hier een punt van maken.”
Maar homo’s zien de openstelling van het huwelijk voor hen als een vorm van gelijkheid die hen tot nu toe werd onthouden.
„Het geregistreerd partnerschap biedt die gelijkheid al. Het is maar een kleine minderheid van de homo’s die werkelijk wil trouwen. Maar voor die ene procent wordt de meerderheid van de bevolking het huwelijk ontnomen. Wie dien je nu hiermee?
Het is duidelijk dat de Conservatieve Partij dit toelaat omdat onze liberale coalitiepartner zich ook in het beleid moet herkennen. Als het werkelijk tot een wetsvoorstel komt, vrees ik dat men te ver gaat. Ik sluit niet uit dat de meerderheid van ons parlement tegen een volledig homohuwelijk is. Voor ons als ”christelijk rechts”, als ik het zo mag noemen, zou dat de eerste overwinning in vijftien jaar zijn.”
Volgens een peiling van de BBC zou een derde van alle christenen in Groot-Brittannië wel eens discriminatie vanwege zijn geloof hebben ervaren. Acht u dat realistisch?
Leigh denkt na. „Ik vermoed dat christenen vandaag heel goed opletten met wat ze zeggen. Veel meer dan vroeger heerst de zelfcensuur. Als je als christelijke verpleegkundige of onderwijzer niet voorzichtig genoeg bent, kan dat heel slecht aflopen. Ik denk dat dit veertig jaar geleden anders was.
De hele samenleving is overdekt met een deken van politieke correctheid. Enkele jaren geleden zijn enkele katholieke adoptieorganisaties opgeheven omdat ze niet wilden meewerken aan adoptie voor homo’s. Ik noem zoiets ridicuul. Ik kan ermee leven dat homo’s het recht hebben te adopteren, maar waarom ten koste van anderen? De liberalen zijn vandaag net zo intolerant als wij in de zeventiende eeuw.”
„Nooit meer zal ik opnieuw tegen mijn geweten in stemmen.” Weet u nog waarover u dat zei?
„Ging dat niet over het Verdrag van Maastricht? Uiteindelijk is het debat over de Europese integratie in onze partij gewonnen door de eurosceptici. Net als in de andere partijen, trouwens. Zelfs de liberalen zijn tegen de euro. Wat mij betreft stappen we helemaal uit Europa. We kunnen het makkelijk af met een handelsverdrag. Maar ja, het zal wel op een verdere integratie uitlopen. Met steun van de Nederlanders, natuurlijk.”
Klopt het dat u ervan houdt om tegen de stroom in te zwemmen?
Lachend: „Ik ben best meegaand, hoor. In meer dan 90 procent van de gevallen stem ik volgens de partijlijn. Bij Libië heb ik me onthouden, omdat ik grote twijfels heb bij de militaire operatie. Verder ben ik heel braaf. En gematigd. Geen racist, niet homofoob.
De meeste parlementsleden zouden de partijlijn zelfs nog volgen als Fidel Castro de baas zou zijn. Zo conformistisch ben ik niet. Ik zou ook niet weten waarom, trouwens. In mijn district zijn de meeste mensen nog rechtser dan ik, dus ze stemmen graag op me. Het voordeel van ons kiesstelsel is dat ik mijn eigen machtsbasis heb. Bij zo’n lijstenstelsel als in Nederland gaat dat natuurlijk niet.”
Zou u ook een rebel zijn als u nog een jonge advocaat zou zijn?
„Haha, ik hoop van wel. Maar daar zeg je me wat. Ik denk dat je je dan toch gaat matigen in je uitlatingen. Mijn kinderen zijn nu in de twintig. Voor hen is alles heel anders.
Kijk, ik hoef niet zo nodig minister te zijn. Ik ben onderminister geweest. Toen speelde het debat over Europa in onze partij en om die reden heeft premier Major me eruit gezet. Om onder die druk voor je mening uit te komen is niet makkelijk. Maar als je dan weer in het parlement zit, ben je weer vrij man en kom je weer vrij voor je mening uit.”
Levensloop Edward Leigh
Edward Julian Egerton Leigh (1950) was al tijdens zijn werk als advocaat betrokken bij de Conservatieve Partij van Margaret Thatcher. In 1983 werd hij in het Lagerhuis gekozen voor het district Gainsborough.
In de regering-Major was Leigh drie jaar onderminister voor Handel en Industrie. Van 2001-2010 was hij voorzitter van de parlementaire rekenkamer.
Leigh is mede-initiatiefnemer en voorzitter van de Cornerstone Group, een beweging van zo’n dertig parlementsleden die staan voor traditionele conservatieve waarden zoals huwelijk en gezin.
Leigh is getrouwd en heeft zes kinderen.