Rosenthal: godsdienstvrijheid behoudt prioriteit
DEN HAAG – Bevordering van de vrijheid van godsdienst blijft een van de prioriteiten in het mensenrechtenbeleid. Dat stelt minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) in zijn woensdag gepresenteerde beleidsnota ”Verantwoordelijk voor vrijheid”.
„Het kabinet is trots op de lange traditie die Nederland heeft als voorvechter van de vrijheden van godsdienst en meningsuiting”, schrijft Rosenthal, „en wil die traditie voortzetten.”
Genoemde vrijheden zijn volgens hem „fundamenteel voor het functioneren van iedere democratische rechtsstaat (…) waar mensen zonder angst voor vervolging hun overtuigingen vrij kunnen delen met anderen.” En juist deze twee vrijheden „openen de deur naar andere mensenrechten.”
Nederland blijft opkomen voor de bescherming van religieuze minderheden. Onder meer „naar aanleiding van het verontrustende, toenemende geweld tegen christenen in diverse landen.”
Concreet zal het kabinet blijven uitdragen dat een internationaalrechtelijk verbod op godsdienstlastering (zoals gewenst door islamitische landen) in strijd is met de vrijheid van meningsuiting. In het EU-buitenlandbeleid moet de bevordering van godsdienstvrijheid „een centrale plaats” krijgen.
De mensenrechtenambassadeur zal vooral naar landen gaan waar de vrijheid van godsdienstige minderheden onder druk staat. De extra inzet op vijf ambassades voor de bescherming van religieuze en levensbeschouwelijke minderheden wordt in stappen uitgebreid.
Het kabinet zal overal pleiten voor het recht om van godsdienst te veranderen of om helemaal nergens in te geloven. In elke democratische rechtsstaat is het voorts „essentieel” dat kerk en staat gescheiden zijn.
Vanwege zijn „internationale voortrekkersrol” komt Nederland ook in het geweer tegen discriminatie op grond van geslacht en discriminatie op grond van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.