Zwaargewicht helpt christelijke opvoeders
Opvoeden volgens het boekje bestaat niet. Het samenspel tussen ouders en kinderen is zo complex dat een beschrijving daarvan altijd een vereenvoudiging van de werkelijkheid is. Opvoedboeken kunnen aan dat ingewikkelde samenspel echter wel een nuttige bijdrage leveren.
Met het oog daarop is recent het ”Handboek christelijke opvoeding” verschenen. In dit tweede deel, dat als eerste is verschenen in een serie van drie, beschrijven de auteurs het opvoedproces bij kinderen tussen de 4 en de 12 jaar.
Het is een lijvig werk geworden waarin achttien deskundigen (psychologen, (ortho)pedagogen, leerkrachten en predikanten) in 24 hoofdstukken tal van opvoedkundige onderwerpen ter sprake brengen. Van kinderfeestjes tot kinderziekten, van bedplassen tot huisgodsdienst. Een toegankelijk boek, ook voor opvoeders die geen pedagogische voorkennis hebben. Vooral een boek waarin christelijke uitgangspunten duidelijk terug te vinden zijn.
Een gulden regel in het opvoeden luidt volgens eindredacteur dr. J. Stolk: Eerst begrijpen, dan doen. Hij stelt dat dit voor christenouders een drievoudig begrijpen inhoudt: begrijpen door na te denken over je kind, over jezelf en over de leiding van de Heere in je gezin. Alle informatie en adviezen die ouders in het handboek aangereikt krijgen, staat in het teken van dit drieledig begrijpen.
Wanneer ouders bijvoorbeeld weten dat een 5-jarig kind in zijn verstandelijke ontwikkeling nog niet zo ver is dat het zich kan verplaatsen in een ander kind, begrijpen ze waarom het nog zo weinig rekening houdt met anderen. Zo’n kind kan nog niet anders dan de wereld louter bekijken en beoordelen vanuit zijn eigen gezichtspunt. Een advies dat rekening houdt met deze kennis, is een 5-jarige te helpen bij het leren te hanteren van sociale regels, zoals over eerlijkheid en rekening houden met andere kinderen.
Bij een 9-jarige gaat dit al weer heel anders. Die krijgt oog en oor voor de wereld om zich heen, gaat vragen stellen en kan bedenken dat andere kinderen anders kunnen denken en voelen dan hijzelf. Ouders mogen van een 9-jarige dus al veel meer verwachten wat betreft het rekening houden met de wereld om hem heen.
De auteurs geven ouders zes centrale richtlijnen mee waarop zij hun opvoedkundig handelen kunnen afstemmen: veiligheid bieden, aansluiten, stimuleren, grenzen stellen, voorbeeld geven en richting geven.
De auteurs willen het hart van het christelijk opvoeden onder de aandacht te brengen. Christelijk opvoeden als een positieve opvoeding bij uitstek. Een op Christus gerichte opvoeding. Tegelijkertijd is dit een opvoeding die recht doet aan de ernst van de zondige staat waarin kinderen worden geboren.
Deze twee noties geven een spanningsveld. Hoe kunnen ouders de twee pijlers van zonde en genade op een Bijbelse manier aan hun kinderen overdragen? Het is een vraag waar veel christenouders mee worstelen. Zij beseffen dat christelijke opvoeding meer inhoudt dan het overdragen van waarden en normen. Ten diepste gaat het om het kennen van de levende God. Christelijke opvoeding heeft dus ook alles te maken met visie op en beleving van de toe-eigening van het heil.
Dit wordt concreet als het gaat om het overdragen van een godsbeeld. De auteurs waarschuwen ouders hierbij voor eenzijdigheid. Niet een godsbeeld uitsluitend gericht op God als toornende Rechter. Maar ook niet alleen een spreken over God Die zo goed is dat Hij niemand verloren zal laten gaan. Ouders worden aangespoord om een godsbeeld over te dragen dat gegrond is op de wijze waarop Hij Zich openbaart in de Bijbel en met name in de komst van Christus op aarde. Ouders worden opgeroepen om zelf hierin de juiste Bijbelse weg te zoeken.
Hetzelfde geldt voor het spreken over de hel. De auteurs stellen dat de werkelijkheid hiervan niet mag worden verzwegen, maar dat er ook niet over moet worden uitgeweid. Het mag niet bij spreken over de zonde en noodzaak van bekering blijven; er dient altijd een heenwijzing te zijn naar de grootheid van Gods genade.
Als vanzelf dringt zich dan weer de aloude paradox op van de bekering als gave en als opgave. Hoe deze paradox in de christelijke opvoeding een plek moet krijgen, wordt niet geheel duidelijk. Is de mogelijkheid van bekering –met de nadruk op mogelijkheid– het troostrijkste wat ouders tegen hun kind kunnen zeggen, of mag het heil nog dichterbij worden gebracht? Wat is daarin een Bijbelse weg? Dit zijn vragen die bij veel christenouders leven en die om een meer uitgewerkte bezinning vragen.
De auteurs geven bewust niet altijd hun eigen standpunt weer, maar willen vooral ouders helpen bij het maken van een eigen afweging. Dit is met name aan de orde als het gaat om onder christenouders omstreden onderwerpen, zoals dvd-gebruik binnen gezinnen. Aan de hand van twee praktijkvoorbeelden geven de auteurs verschillende voor- en tegenargumenten bij een selectief toestaan en een geheel afwijzen van het kijken naar (speel)films.
De conclusie is dat beide standpunten goed kunnen goed zijn, mits op de juiste manier gehanteerd. Dat betekent dat de keuze bewust wordt gemaakt door beide ouders, als die er zijn. Die moeten ze vervolgens duidelijk en persoonlijk motiveren binnen het gezin, samengaand met een toegewijde betrokkenheid bij de belevingswereld van het kind.
Bij veel van de onderwerpen die aan bod komen worden ouders uitgenodigd zelf de vertaalslag te maken naar de eigen gezins- en opvoedsituatie. De uitgebreide vragenlijsten achter elk hoofdstuk helpen daar goed bij. Het zou mooi zijn als ouders samen met andere ouders over deze vragen nadachten en van gedachten wisselden. De vragen nodigen uit tot eerlijke bezinning en reflectie op het eigen functioneren.
Juist omdat veel onderwerpen om verdieping vragen, is het jammer dat er in het handboek geen literatuurverwijzing is opgenomen.
Het ”Handboek christelijke opvoeding” is voornamelijk gericht op gewone ouders met gewone kinderen. De laatste vijf hoofdstukken vormen daarop een uitzondering en gaan over moeilijke opvoedsituaties. In deze hoofdstukken komen ontwikkelingsproblemen van kinderen aan de orde, zoals ADHD, autisme, agressie en angsten. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan opvoedsituaties waarbij ouders psychische problemen hebben.
Gezien de toename van het aantal christelijke eenoudergezinnen zou het goed zijn als in de nog te verschijnen delen aandacht wordt geschonken aan deze gezinnen.
Hoewel het boek ruim 700 bladzijden telt en met zijn 2 kilo een zwaargewicht is, zullen ouders het toch gemakkelijk ter hand nemen. De veelheid van onderwerpen, het grote aantal praktijkvoorbeelden en niet in de laatste plaats de talrijke luchtige illustraties dragen daaraan bij. Een uitgebreid zakenregister achter in het boek maakt het gemakkelijk om themagericht door het boek te gaan.
N.a.v. ”Handboek Christelijke Opvoeding”, deel 2: de opvoeding van kinderen van 4 tot 12 jaar, door dr. J. Stolk (eindredactie); uitg. Groen, Heerenveen, 2011; ISBN: 978 90 5829 989 5; 704 blz.; € 39,95.
Voorbeelden gesprekvragen
lKinderen zijn een zegen. Beleef jij dat ook zo? Zijn er bepaalde momenten dat je je dat (weer) realiseert?
lWaarom is het zo belangrijk voor de opvoeding dat je jezelf kent?
lBespreek met elkaar de volgende twee stellingen aan de hand van een praktisch voorbeeld uit je eigen gezin:
– sfeermakers in huis hebben altijd met liefde te maken;
– de bron van alle sfeerbedervers in het gezin is de zonde van ouders en kinderen.
lReageer op de volgende stelling: Zolang kinderen op de basisschool zitten, moet overdag altijd een van de ouders thuis zijn.
lVoor de vader: wat is jou vroeger verteld over de menstruatie van een meisje? Waarom is het voor een jongen of man belangrijk daar ook over te horen? Hoe praat jij met je zoon over zaadlozing en erectie?
lKun je een voorbeeld geven van een spontaan moment waarop je met je kind een gesprekje had over (het dienen van) de Heere?