Verbeet zei dat maandag in de marge van een conferentie van parlementsvoorzitters van de 27 EU-lidstaten in Brussel. Zij en haar collega’s steken jaarlijks de koppen bijeen om te praten over thema’s van gemeenschappelijk belang, zoals de relatie tussen parlement, publieke opinie en media.

Verbeet ziet het Nederlandse referendum over de EU-grondwet van 2005 als het keerpunt in het denken. Terwijl er bij kabinet en Kamer een overwegend pro-Europese stemming heerste, stemde een ruime meerderheid van de bevolking tegen. Voor Verbeet - lid van de PvdA - was dat een „eyeopener”. „Ik herinner met dat een buurman, iemand die bij een op Europa gericht bedrijf werkte, me vertelde dat hij nee ging stemmen. In eerste instantie was ik wel wat geshockeerd.”

Verbeet vindt het een goede zaak dat de Kamer tegenwoordig zo rationeel mogelijk met EU-onderwerpen omgaat. Ze juicht het vooral toe dat Kamerleden zorgen dat ze beter op de hoogte zijn van wat er Europees speelt doordat het parlement over eigen rapporteurs beschikt. „De Kamer zit er veel meer bovenop. Ze is niet meer alleen afhankelijk van de informatie die ze van bewindslieden krijgt.” Bovendien biedt het EU-verdrag van Lissabon parlementen de mogelijkheid een gele of oranje kaart te trekken als ze vinden dat een maatregel beter op nationaal dan op EU-niveau genomen kan worden.

Verbeet is niet bang dat de nationale parlementen minder invloed krijgen doordat Brussel bevoegdheden naar zich toetrekt. Ook als het gaat om begrotingsdiscipline of meer economische coördinatie in de EU houden de parlementen volgens haar het laatste woord. Ministers moeten zowel voor als na EU-beraad aan de Tweede Kamer verantwoording afleggen. „Alles wat in Europa wordt afgesproken, gebeurt met behoud van eigenheid.”