Opinie

Bezuinigen zonder visie leidt tot verschraling ouderenzorg

Gegeven de huidige problemen en verwachte ontwikkelingen is het dringend noodzakelijk om een integrale visie op AWBZ-zorg te ontwikkelen, betogen Werner Brouwer, Renske Hoefman en Job van Exel.

4 April 2011 08:08Gewijzigd op 14 November 2020 14:22
Foto Sjaak Verboom
Foto Sjaak Verboom

Maar liefst 40 procent van de ouderen, gehandicapten en chronisch zieken met een indicatie voor langdurige hulp krijgt als gevolg van de bezuinigingen in de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) minder zorg, stelt een groep cliëntenorganisaties (RD 23-03). Bijna al deze mensen hebben geen vangnet binnen de eigen omgeving die de zorg die wegvalt kan overnemen. Ze kunnen dus niet terugvallen op mantelzorg door familie, vrienden of buren.

Dit typeert de voortslepende crisis rond de AWBZ en met name de ouderenzorg. Terwijl de behoefte aan zorg blijft groeien, ligt de focus vooral op de kosten van zorg. Er wordt bezuinigd om de AWBZ betaalbaar te houden. Door gebrek aan een integrale visie worden de problemen en kosten versnipperd over mantelzorgers, gemeenten, AWBZ, zorgverzekering en sociale zekerheid. Het evidente gevolg is een verschraling van zorg en welzijnsverlies voor deze kwetsbare groepen. Gegeven de verdergaande vergrijzing zijn een integrale visie en het ontwikkelen van effectief ondersteunend beleid dringend gewenst. We belichten drie onderdelen van zo’n visie.

Allereerst lijkt een verder beroep op mantelzorg noodzakelijk om de verschraling van de zorg tegen te gaan. Deze optie is echter afhankelijk van de aanspreekbaarheid en belastbaarheid van het sociale netwerk. Hulpbehoevenden moeten namelijk wel familie of vrienden hebben die bereid en in staat zijn de zorg over te nemen. Trends zoals vergrijzing, individualisering en toenemende arbeidsparticipatie werken dit echter tegen. Steeds meer ouderen staan er bijvoorbeeld alleen voor omdat gezinnen kleiner zijn geworden, vaker uiteenvallen en verder uit elkaar wonen.

Ook is het verlenen van mantelzorg niet altijd goed realiseerbaar. De druk van betaald werk, de inflexibiliteit van werkuren en beperkte opvangmogelijkheden maken het moeilijk om tijd vrij te maken voor zorg. Bovendien zijn veel van de huidige mantelzorgers al overbelast. De ruimte om nog meer een beroep te doen op informele zorg is beperkt en kan alleen werken mits de juiste randvoorwaarden (onder andere zorgverlof en flexibel werken) goed geborgd zijn. Dat vergt sectoroverstijgende maatregelen.

Ten tweede kan de verschraling van zorg wellicht gedeeltelijk worden opgevangen door de markt. Met name de ‘nieuwe’ ouderen zijn niet zelden relatief koopkrachtig en kunnen wellicht zelf private hulp inkopen. Het verleden leert echter dat zulke oplossingen voor capaciteitsproblemen in de reguliere zorg op verzet stuiten. Verschil in financiële middelen onder ouderen kan leiden tot een tweedeling in de zorg, waarbij vaak juist de kwetsbaarste groepen, die private zorg niet kan betalen, verstoken blijft van de benodigde zorg.

In feite zal zonder additionele maatregelen bij een groter beroep op zowel mantelzorg als private financiering het risico op tweedeling in de zorg toenemen. In het ene geval op basis van verschillen in sociaal kapitaal, in het andere geval op basis van verschillen in financieel kapitaal. Een mogelijke oplossing hiervoor is de zorgkoopkracht van toekomstige ouderen te vergroten, bijvoorbeeld door gericht sparen voor toekomstige zorgkosten te stimuleren; het zogenaamde zorgsparen. Een werkbare uitwerking van dat concept ontbreekt echter vooralsnog.

Ten derde dienen ingrepen in de zorg bij voorkeur ”evidence based” te zijn. Bezuinigen zonder pijn is meestal niet mogelijk, maar de pijn dient wel te worden geminimaliseerd. Het instrumentarium om ingrepen in de AWBZ-zorg in dat opzicht goed te evalueren ontbreekt echter. Terwijl in de curatieve zorg zo’n afwegingskader wel voorhanden is, lijken de ingrepen in de AWBZ vooral te worden ingegeven door de financiële besparingen en wellicht de (ongegronde) hoop dat de negatieve effecten op gezondheid en welzijn voor patiënten en hun omgeving zullen meevallen. Ook de AWBZ-zorg verdient echter evidence based besluitvorming, waarin niet alleen naar kosten maar ook naar effecten wordt gekeken!

Gegeven de huidige problemen en verwachte ontwikkelingen is het dringend noodzakelijk een integrale visie op AWBZ-zorg nu en in de toekomst te ontwikkelen. De blik moet hierbij niet alleen gericht zijn op het gebruik en de kosten van formele zorg, maar ook op de effecten op de mensen die deze zorg (niet meer) krijgen en hun omgeving. Het instrumentarium om dit te kunnen doen dient snel te worden ontwikkeld. De visie zal combinaties van formele en informele zorg moeten omvatten, en daarom de verschillende verantwoordelijke instanties in dit versnipperde veld. Alleen met een dergelijke integrale visie op de huidige en de toekomstige AWBZ kunnen gerichte en onderbouwde keuzen worden gemaakt. Daarbij is duidelijk haast geboden. Want ook hiervoor geldt: later is allang begonnen.

De auteurs zijn allen verbonden aan het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer