Cultuur & boeken

Synode van Dordt: pluriform en pastoraal

De synode van Dordrecht (1618-1619) is een van de meest opmerkelijke kerkelijke vergaderingen in Nederland geweest, misschien wel wereldwijd. Een internationaal gezelschap van gereformeerde theologen boog zich over heikele kwesties als vrije wil en genade, verkiezing en verzoening.

2 April 2011 10:35Gewijzigd op 14 November 2020 14:21

Kenmerkend voor ‘Dordt’ was dat zij pluriform en pastoraal was. Dat is de conclusie van een bundel artikelen over de Dordtse synode. Het boek is resultaat van een internationaal congres op 6 en 7 april 2006 in Dordrecht, aangevuld met een aantal bijdragen van wetenschappers die niet aanwezig konden zijn. De bundel biedt een gevarieerde selectie die vanuit verschillende invalshoeken ‘Dordt’ becommentarieert, theologisch, historisch en filosofisch.

Zo laat Fred van Lieburg aan de hand van de geschorste Zeeuwse predikant Gisbertus Samuels zien dat Zeeland al eind zestiende eeuw een predikant kende die problemen had met artikel 16 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, handelend over de verkiezing. Synodale discussies in de toenmalige Gereformeerde Kerk laten zien dat de kerk geen ruimte liet voor andere visies op de predestinatie dan verwoord in de Nederlandse confessie van 1561.

De arminiaanse visie op predestinatie komt voort uit een logische denkfout, zo legt Henri A. Krop, hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, uit. De remonstranten onderscheidden niet goed tussen de twee soorten noodzakelijkheid, die van dwang en die van een causale opeenvolging van gebeurtenissen. De eerste vorm van noodzakelijkheid is niet verenigbaar met de menselijke vrijheid, de andere wel. Volgens (onder anderen) de puritein Amesius is bekering geen daad van de menselijke wil, ze is te danken aan God. Toch gebruikt God wel morele middelen, zoals kennis van onze ellende (door middel van het Woord van God) en de toestemming van de menselijke wil. Ook al is de menselijke wil ondergeschikt aan Gods wil, zij beide beogen hetzelfde doel: de redding van de mens.

Aza Goudriaan stelt dat in de arminiaanse visie op de mens het verstand een leidende rol speelt. Dordt stelde niet alleen dat het verstand geheel blind is in geestelijke zaken, maar ook dat de wil niet vrij is om de genade aan te nemen. De arminianen leerden dat de mens de genade kan weerstaan. De synode nam vooral afstand van het optimistische mensbeeld van de arminianen door te stellen dat de mens geestelijk blind en dood is. De arminiaanse mensleer is niet primair rationalistisch (eenzijdige nadruk op de rede, KvdZ), maar vooral een leer die het accent legt op verantwoordelijkheid en keuze.

In hun briefwisseling gaven de Engelse en Schotse afgevaardigden Walter Balcanquahall en John Hales een negatief beeld van de synode. De Britse historicus Anthony Milton bespreekt deze brieven en bekritiseert hun sombere weergave. Volgens Balcanquahall en Hales zou de synode partijdig geweest zijn, hard in de leer en vooral uit op de veroordeling van de remonstranten. De Britse delegatie zou dan als eenzame stem het gematigde (en goed gereformeerde) standpunt vertolken. Milton ziet een duidelijke anticalvinistische agenda achter hun brieven.

Onder de afgevaardigden uit binnen- en buitenland was een diversiteit aan opvattingen. Nicolas Fornerod van het Geneefse Instituut voor Reformatiegeschiedenis komt tot de conclusie dat de definitieve versie van de canones een zorgvuldig theologisch compromis laat zien tussen de verschillende calvinistische standpunten op de synode. Zij was zeker niet de triomf van rigide opvattingen van Nederlandse contraremonstranten. Alle buitenlandse delegaties waren volgens Fornerod van mening dat de remonstranten de grenzen van een legitiem verschil van mening overschreden.

De Geneefse gedelegeerden stonden echter niet achter de uitspraken van wat Fornerod noemt ”de meest extreme contraremonstrant” Gomarus en diens visie op het supralapsarisme, noch achter de strenge uitspraak van de leer van de verwerping zoals voorgestaan door Johannes Piscator. De Geneefse gezant Diodati betreurde het dat de synode van Dordt een scholastieke wending nam en adviseerde dat de debatten vrij zouden zijn van alle scholastieke termen. Hij stelde dat een excessieve logische orde ten aanzien van de goddelijke decreten veel misverstanden zouden oproepen.

Willem van Asselt neemt de gereformeerde theoloog Maccovius in bescherming tegen het verwijt dat hij een „hyperscholasticus” zou zijn die tot „harde uitspraken” kwam over de zonde en de eeuwige verwerping. Maccovius’ gebruik van causale termen betekent volgens Van Asselt geen determinisme. Het verwijt van Lubbertus, Maccovius’ collega in Franeker, dat Maccovius de toelating van de zonde als goddelijk wilsbesluit accepteerde, miskent het begrip toelating: al is God er de oorzaak van dat de zonde bestaat, daarmee veroorzaakt Hij de zonde niet.

Volgens Maccovius waren zijn opponenten die hem van „harde” logische uitspraken beschuldigden, niet goed bedreven in de scholastiek en in metafysische terminologie, waardoor zij hem misverstonden. Maccovius stelde dat de wil uit zichzelf handelt, niet gedreven door een innerlijke of uiterlijke determinerende oorzaak (dus dwang). De mens is altijd vrij, maar hij is niet altijd goed. Er is een vrijheid van de wil, ook na de val, anders zou de wil, en daarmee de mens als zodanig, ophouden te bestaan.

W. Robert Godfrey, kerkhistoricus aan Westminster Seminary in Californië, laat zien dat de leerregels op een pastorale en niet-scholastieke wijze zijn verwoord, „eenvoudig en katholiek”, terwijl men juist gezien de theologische discussie het tegenovergestelde zou verwachten. De reden is dat het geschil de plaatselijke kerken had bereikt en dat de besluiten van de synode het meest effect zou hebben als ze op een eenvoudige in plaats van scholastieke wijze werden gecommuniceerd.

De Amsterdamse hoogleraar Erik A. de Boer gaat in op de bekende zinsnede in artikel I/17 over jonggestorven kinderen, waarin staat dat godzalige ouders niet hoeven te twijfelen aan de verkiezing van hun kinderen welke God in hun „kindsheid” wegneemt. De synode doet een oproep om niet te speculeren maar naar Gods Woord te luisteren. Dat Woord getuigt dat de kinderen der gelovigen, dat wil zeggen zij die opgenomen zijn in het verbond der genade, heilig zijn.

De remonstranten gebruikten de eeuwige verdoemenis van jonggestorven kinderen als ”emotioneel wapen” tegen de contraremonstranten en citeerden daarbij soms gereformeerde theologen als David Pareus en Hieronymus Zanchius. Daarmee zou de mogelijkheid bestaan van een individuele verwerping die de zekerheid van de verlossing van elk kind dat sterft in zijn jeugd ondermijnt. Volgens De Boer was dit niet de algemene opinie van de Gereformeerde Kerk, al leerden sommige predikanten dit. Theologen als Johannes Polyander en Antonius Walaeus stelden tegenover de remonstranten wel dat er verkiezing en verwerping van kleine kinderen is, maar dat kinderen der gelovigen (behorend tot het verbond) die in hun jeugd sterven, tot de uitverkorenen gerekend moeten worden. God haalt hen genadig uit het leven „voordat zij de voorwaarden van Zijn verbond verbroken hebben.”

De Dordtse synode nam bewust niet Romeinen 9:6 („niet die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn”) in artikel 17 op, want dat zou de mogelijkheid van verwerping impliceren, aldus De Boer. Door met Gods Woord te beginnen en niet met Gods eeuwige raad, is artikel 17 verbonden met de nadruk op de Heilige Schrift als de bron van het „enig welbehagen, voornemen en raad van de wil van God” (artikel 8) en van het zoeken naar de zekerheid van de verkiezing in het Woord (artikel 12). Deze insteek is dus het tegenovergestelde van de –helaas– wel eens te horen uitspraak dat God „ook onder jonggestorven kinderen Zijn uitverkorenen heeft.”

Historische context

Ik stip de andere artikelen wat aan. William den Boer geeft –conform zijn dissertatie– een analyse van Arminius’ denkbeelden. Donald Sinnema geeft inzicht in het proces van de totstandkoming van de definitieve versie van de canones. Joke Spaans belicht de visuele beeldvorming van Dordt in prenten, allegorieën en satiren.

Willem op ’t Hof laat een ”dissident” uit orthodox-gereformeerde kring aan het woord: Ewout Teellinck. Hij vond dat de Dordtse synode ook werk had moeten maken met de reformatie van het leven en de zeden in plaats van alleen de leer. Tegenstanders van de gereformeerde leer stelden dat de leer van Dordt de zonde aanmoedigt. Een godzalig leven zou dit verwijt kunnen ontzenuwen. Teellinck vond dat de kerkelijke situatie in zijn dagen verschilde van de zestiende-eeuwse Reformatie en daarom een andere benadering vergde. Het accent zou niet op de rechtvaardiging, maar op de heiligmaking moeten vallen.

Joris van Eynatten plaatst ten slotte de synode in een historische context. De remonstranten zagen Dordt als een verraad van de vanouds gematigde kerk in de Nederlanden, gericht op vrijheid en tolerantie, terwijl contraremonstranten en orthodox-gereformeerden Dordt als overwinning van het licht en de waarheid beschouwden. In deze laatste categorie vinden we figuren als Bilderdijk, Groen van Prinsterer, vertegenwoordigers van de Afscheiding en de christelijke gereformeerde kerkhistoricus prof. W. van ’t Spijker. Van Eynatten ziet Dordt als een ”grande histoire”, een historische gebeurtenis die zich bezighield met de grote existentiële vragen, maar waarvan de antwoorden niet in absolute termen zijn te verwoorden. „Maar het is nog steeds een erg goed verhaal om te vertellen.”

Zorgvuldig compromis

Kortom, een rijke bundel die een aanwinst is op de vele literatuur die al over Dordt is verschenen. De kracht ervan ligt in de verbinding van algemene lijnen met verhelderende detailstudies, van historische beschouwingen met theologische en filosofische uitweidingen. Het boek laat vooral zien hoe pluriform het synodale gezelschap in Dordrecht was. Een pluriformiteit die zich binnen de bandbreedte van de gereformeerde theologie bewoog en daarin extremen vermeed. Gevoelige zaken als verkiezing en verwerping, vrije wil en genade, het eeuwig lot van jonggestorven kinderen, Gods toelating van de zonde, waren niet slechts academische theologische discussies maar onderwerpen die de gewone gemeenteleden direct raakten en voor pastorale onrust en aanvechting zorgden. De afgevaardigden waarschuwden tegen harde uitspraken, hoezeer de remonstranten hen hiertoe ook uitdaagden. De vaderen zijn geslaagd in het vinden van een zorgvuldig compromis. Het derde gereformeerde belijdenisgeschrift is het daardoor nog steeds waard om bestudeerd te worden, zeker in het licht van het gesprek met opkomende evangelisch-charismatische groeperingen.

Revisiting the Synod of Dordt (1618-1619), Aza Goudriaan en Fred van Lieburg (red.); uitg. Brill, Leiden, 2011; ISBN 978 90 04 18863 1; 442 blz.; € 99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer