Opinie

Atheïsme geen intellectueel, maar moreel vraagstuk

Hoe moet je reageren op wetenschappers die er zo zeker van zijn dat God niet bestaat?

2 April 2011 09:13Gewijzigd op 14 November 2020 14:21
Ds. G. A. van den Brink. Foto RD
Ds. G. A. van den Brink. Foto RD

Zou God wel bestaan? Misschien is mijn geloof slechts een vrome wens. De wetenschap toont toch aan dat Hij er niet is? Er zijn zo veel wetenschappers die vastberaden concluderen dat God niet bestaat. En zij kunnen het toch weten! Zij hebben zo veel onderzocht, zo veel bestudeerd en zo veel nagedacht… „Soms is het zo ontzettend moeilijk om staande te blijven als het gaat om het geloof. Mijn zwak is dat ik me erg laat imponeren door wetenschappers”, zo mailde iemand nadat ik de vorige keer schreef over hersenwetenschapper Dick Swaab, die het geloof ziet als een product van onze hersenen.

Zulke gedachten kunnen je inderdaad aan het wankelen brengen. Mij in ieder geval wel. Ben jij altijd zeker van je gelijk op dit punt? Ik niet. Soms kan een plotselinge diepe twijfel je overvallen, een soort radeloosheid. Want kijk eens naar Herman Philipse, kijk eens naar Dick Swaab. Lees de boeken van Bas Haring en overweeg wat Maarten ’t Hart beweert: Wie God verlaat heeft niets te vrezen. Zij zijn atheïst en toch niet ongelukkig. Hoe kan dat? Juist hun zelfverzekerdheid kan ons zo onzeker maken.

Hoe ga je om met academici die zo zeker weten dat God niet bestaat? Kun je je wapenen tegen zulke wetenschappelijke overtuigdheid? Ja, dat kan. Laat ik enkele zaken noemen die kunnen helpen.

  1. Een wetenschapper die beweert dat zijn wetenschap bewezen heeft dat God er niet is, maakt misbruik van zijn gezag. Zo iemand is vast goed in zijn vak en mag daar gelden als autoriteit, maar hij moet niet doen alsof zijn beperkte terreintje ook levensbeschouwelijke vraagstukken oplost. Wetenschap is nu eenmaal geen levensbeschouwing. Je kunt doctor of hoogleraar zijn in de fysica en toch geen spetter weten van filosofie of theologie. Juist wetenschappers zouden moeten weten dat hun kennis beperkt is en extrapolaties naar buiten het eigen vakgebied zeer omzichtig moeten gebeuren.

Veelzeggend

  1. De befaamde filosoof Peter van Inwagen (die trouwens van atheïst christen is geworden) adviseert om in levensbeschouwelijke kwesties een gezonde dosis eigenwijsheid mee te brengen. Mensen kunnen je uitlachen, met tegenwerpingen komen waarop je geen antwoord weet, beweren dat geleerde mensen hebben aangetoond dat je wel ongelijk moet hebben, maar dan is nog steeds niet bewezen dat jouw levensbeschouwelijke overtuiging onjuist is. Filosofen zijn het eigenlijk over alles met elkaar oneens! ”Durf zelf te denken” zo luidde het advies van de verlichtingsfilosoof Immanuel Kant.

  2. Als je toch wilt afgaan op het gezag van anderen, luister dan eens naar de woorden van Thomas Nagel, een andere Amerikaanse filosoof: „Ik wil dat het atheïsme waar is en ik word onrustig gemaakt door het feit dat sommigen van de meest intelligente en goed geïnformeerde mensen die ik ken, religieuze gelovigen zijn. Het is niet slechts dat ik niet geloof in God en dan vanzelfsprekend hoop dat ik gelijk heb in deze overtuiging. Het is zo: ik hoop dat er geen God is! Ik wil niet dat er een God is; ik wil niet dat het universum zodanig is.” Dit zijn kennelijk woorden van iemand die gedreven wordt door emoties, niet door argumenten. Eerlijk, maar ook veelzeggend. Vergelijkbare uitspraken zijn bekend van andere atheïsten, zoals Richard Dawkins.

  3. De Amerikaanse christelijke filosoof James Spiegel heeft vorig jaar een boek geschreven (”The Making of an Atheist”) waarin hij een verband legt tussen atheïsme en immoraliteit. Hij betoogt dat immoraliteit tot ongeloof leidt. Mensen die losbandig en zondig leven, vertonen de neiging om atheïst te worden. Belangrijke filosofen van de 20e eeuw (bijvoorbeeld Bertrand Russell en Jean Paul Sartre) waren niet alleen befaamd om hun intellectuele kunnen maar ook berucht om hun seksuele uitspattingen.

Zo noemt Christopher Hitchens zichzelf geen atheïst, maar een antitheïst, „iemand die opgelucht is dat God niet bestaat.” Zijn kruistocht tegen religie wordt gevoed door de wens om een scheiding aan te brengen tussen „seks en angst, seks en ziekte, seks en tirannie.” Zou je zulke mensen als gids willen hebben in levensbeschouwelijke zaken? Veel atheïstische denkers publiceerden hun boeken om daarmee hun eigen losbandigheid te rechtvaardigen of in ieder geval hun schaamte te minimaliseren, aldus Spiegel.

Deze vier punten laten zien dat het atheïsme niet allereerst een intellectueel maar een moreel vraagstuk is. Philipse beweert: „Een atheïst is niet arrogant, hij denkt gewoon beter na.” Dat is natuurlijk blufpoker. De vraag naar het godsbestaan vereist niet in de eerste plaats scherpzinnigheid, maar ootmoed en morele gezeglijkheid.

Anderhalf jaar geleden was er een debat tussen hersenonderzoeker Swaab en rabbijn Evers. Als je dat gesprek bekijkt, is het opvallend welk ontstellend gebrek Swaab aan de dag legt voor de spirituele dimensies van het leven. Er is volgens hem geen doel om voor te leven. Er is geen moraal om je aan te houden. Er zijn slechts hersencellen. Maar dan gaat de vraag dringen wat mensen er toch toe brengt vrolijk te worden van die ontdekkingen. Misschien de wens dat er geen laatste oordeel is waarin ieder mens ontvangt naardat hij of zij gedaan heeft, „hetzij goed of hetzij kwaad”?

Geen wishful thinking

Juist in het licht van de morele dimensie van het vraagstuk van het atheïsme moeten we de zaak omkeren. Het is niet waarschijnlijk dat christenen de God van de Bijbel hebben bedacht. God verschijnt ons immers in verhevenheid en majesteit, als de Rechter van hemel en aarde. „En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; […] en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken” (Openb. 20:12). Geen mens die zijn eigen morele tekort beseft en erkent, wenst zich zo’n God. God als verterend vuur en als eeuwige gloed is niet de uitkomst van wishful thinking.

Toch is dit de God van het christendom. Wie wil er in deze God geloven? Dat is uiteindelijk slechts degene die gelooft dat God Zelf een verlossing heeft bewerkstelligd voor het morele probleem van de zondige mens. Dat is degene die gelooft in Jezus Christus, Die onze schuld betaalt en ons immorele hart reinigt en vernieuwt.

Ds. G. A. van den Brink, hersteld hervormd predikant te Kralingseveer. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Verder lezen over dit onderwerp:

  • James S. Spiegel, The making of an Atheist: How Immorality leads to Unbelief (Chicago: Moody Publishers 2010).

  • Het gesprek tussen rabbijn Evers en prof Swaab: profiel.kro.nl/seizoenen/2009/afleveringen/08-11-2009/

  • Peter van Inwagen, Metaphysics (San Francisco: Westview Press 1993).

  • R.C. Sproul, Je geloof verdedigen (Kampen: Kok 2007), 196-201.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer