Rapport jeugdstrafproces mist aansluiting maatschappij
Het rapport van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RD 28-3) keert zich tegen de roep om hardere aanpak van jeugdcriminaliteit. Het mist daardoor op sommige punten de aansluiting met de samenleving, betoogt mr. M. Duifhuizen.
Niet onderdrukken, maar onderwijzen. Dat is in een notendop de boodschap van het rapport ”Jeugdstrafproces: toekomstbestendig!” dat de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) onlangs heeft aangeboden aan staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.
De RSJ stelt in het rapport dat het jeugdstrafprocesrecht in iedere fase en bij elke jongere gericht moet zijn op „de (her)opvoeding van de jongere en diens voorbereiding op een constructieve rol in de samenleving.” Niet zozeer het straffen van verkeerde daden, maar het voorkomen van herhaling van die daden moet dus centraal staan. Geen repressie, maar preventie.
Zinvol
De RSJ is van mening dat het jeugdstrafrecht op dit moment te veel is gericht op repressie. Volgens de RSJ dreigt het pedagogische aspect ondergesneeuwd te raken, terwijl juist dat aspect kenmerkend zou moeten zijn voor het jeugdstrafrecht. In zijn (ongevraagde) advies doet de RSJ daarom in totaal achttien aanbevelingen aan de staatssecretaris. Doel daarvan is het pedagogische aspect van het jeugdstrafrecht weer in het middelpunt te plaatsen.
Een aantal aanbevelingen is zeker zinvol. Zo adviseert de RSJ om een jongere die is aangehouden, altijd in de gelegenheid te stellen om voor het verhoor met een advocaat te spreken. Op dit moment gebeurt dat niet altijd. Een andere behartigenswaardige aanbeveling is om kinderen van 12 en 13 jaar alleen in zeer uitzonderlijke gevallen via het volwassenenstrafrecht te berechten.
Andere adviezen zijn minder zinvol. Zo valt niet in te zien waarom er, zoals de RSJ adviseert, aparte regels zouden moeten komen voor het afgeven van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aan jongeren. De RSJ stelt dat jongeren die zijn veroordeeld, worden beperkt in hun opleidings- of beroepskeuze omdat zij soms geen VOG kunnen krijgen. De RSJ gaat dan echter voorbij aan het gegeven dat het voor sommige beroepen nu eenmaal belangrijk is om te weten of een sollicitant een zuiver verleden heeft.
Dader
Meer in het algemeen valt op dat het rapport veel nadruk legt het belang van de jeugdige dader. Dat vind ik een misser. De laatste jaren is er in toenemende mate terecht aandacht voor de positie van het slachtoffer en de bescherming van de maatschappij. Het is belangrijk dat duidelijk grensoverschrijdend gedrag wordt bestraft.
Met zijn aanbevelingen gaat de RSJ in tegen de roep in de samenleving om een hardere aanpak van jeugdcriminaliteit. Het rapport van de RSJ geeft hiervan te weinig rekenschap. Daarmee lijkt de RSJ de aansluiting met de maatschappij te missen.
De auteur is advocaat bij Wille Donker advocaten te Alphen aan den Rijn.