Verband tussen ramp en religie, of toch niet?
Een aardbeving in Lissabon, op 1 november 1755, eiste 30.000 mensenlevens. Een religieuze golf van zowel apocalyptische verwachting als van ernstige geloofsvragen overspoelde Europa.
Tegen deze achtergrond schreef de Engelse denker David Hume (1711-1776) zijn boek over de geschiedenis van de religie, ”Natural History of Religion”. Hume zegt dat religie uit angst voortkomt en dat mensen daarom in tijden van rampen in religie vluchten. Ze zoeken in nood houvast. Religie is een menselijke behoefte en verder niets. In Gerhard Stremingers biografie van Hume vallen juist deze woorden in deze dagen op.
De delen 11 en 12 van de fascinerende en veelzijdige ”Enzyklopädie der Neuzeit” (enzyklopaedie-der-neuzeit.de) helpen om enig zicht te krijgen op de wijze waarop er in Japan met de rampen van de afgelopen weken wordt omgegaan. Het artikel over de verschillende religies beschrijft namelijk ook de ontwikkeling naar een interreligieuze omgang met ingrijpende gebeurtenissen. Oorlogen en natuurrampen –met name die in de eeuwen na de Reformatie plaatshadden– brachten mensen niet alleen tot de vraag naar het handelen van God (of van de goden) met betrekking tot de mens en Zijn (of hun) verhouding tot ellende en kwaad, maar stimuleerden ook het zoeken naar gemeenschappelijkheid op het punt van de religie. Daarbij mocht de vraag naar de ware religie niet meer gesteld worden.
Iets daarvan werd vorige week zichtbaar in de interreligieuze samenkomsten die in Japan gehouden werden. Japan zelf kent voornamelijk het shintoïsme, en daar wijdt deel 12 van de ”Enzyklopädie der Neuzeit” een uitvoerig artikel aan. Het is een voor buitenstaanders complex godsdienstig geheel waarin natuurgoden en keizercultus met elkaar verbonden zijn. Om te begrijpen waarom Japanners zo anders op de recente gebeurtenissen reageren dan bijvoorbeeld West-Europeanen dat doen, is kennis van deze religie noodzakelijk. Niet-Japanse politici en hulpverleners zouden de delen van deze encyclopedie eigenlijk eerst moeten lezen voordat ze in Japan aan de slag gaan.
„In de oorlog zaten de kerken vol.” Zo wordt het in ieder geval vaak voorgesteld en deze stelling lijkt meer met de filosofie van David Hume dan met een opleving van het ware geloof te maken te hebben. Wie het boek van de Britse historicus Jeremy Black over de oorlogen van de twintigste eeuw leest, en vooral wie de foto’s van de verschrikkingen van die oorlogen ziet, kan zich voorstellen dat mensen in die tijd hun toevlucht tot kerk en godsdienst namen. Volgens Hume deden zij dat dus uit angst. Hij zoekt de verklaring voor religie bij de mens. Maar hoe zou Hume verklaren dat er in die door Jeremy Black beschreven oorlogen ook mensen waren die zich voor hun geloof tot in de dood overgaven, die uit geloof zich zonder enige vrees opofferden voor anderen?
In opdracht van de Duitse bisschoppen zijn bij uitgeverij Schöningh twee dikke delen verschenen waarin de levens worden beschreven van 700 rooms-katholieke mannen en vrouwen –meest geestelijken– van wie de meesten als martelaren van het nationaalsocialisme zijn gestorven. Het zijn qua vorm en inhoud indrukwekkende boeken en elk levensverhaal is even aangrijpend en indrukwekkend als bemoedigend. Het zijn niet de bekende namen die langskomen, maar de namen van hen die als dorpspastoor of als non in een afgelegen klooster hun leven verloren omdat ze trouw aan Christus wilden zijn en daarom voor het hakenkruis niet wilden buigen.
Ook Hume zou erkend moeten hebben dat zijn theorie over religie voor deze mensen niet opgaat. Wat hen tot deze inzet en overgave bewoog was immers niet de angst, maar dat was Hij Die is weergegeven op de omslag van het boek ”Christusbild. Icon + Ikone” van Peter Hofmann en Andreas Matena over de theologie van de afbeeldingen van Christus. Los van de vraag hoe ver je mag gaan in het afbeelden van Jezus Christus, is het een feit dat achter elk schilderij, elk crucifix en achter elk plaatje een theologische visie op de Heiland zit. Zeker voor protestanten is het interessant om daar meer over te weten te komen. Zou het kunnen zijn dat wie met een crucifix opgroeit en dus dagelijks de Gekruisigde voor ogen ziet, ook zelf eerder bereid is tot opoffering?
In de bundel ”Golgatha in den Konfessionen und Medien der Frühen Neuzeit”, die onder redactie staat van de Duitse hoogleraren Johann Anselm Steiger en Ulrich Heinen, gaat het over de vraag hoe Christus’ kruisiging in prediking en kunst de eeuwen door een plaats heeft gekregen. Duidelijk wordt op welke manier Golgotha in gezin, school en kerk altijd present is geweest. Ook in de protestantse traditie overigens. Golgotha was geen ramp, maar was deel van het goddelijke plan van lijden, sterven en opstanding. Hoe zich Gods plan en de menselijke verantwoordelijkheid zich tot elkaar verhouden is blijkens het boek van Steiger en Heinen pas in recente tijd van vraag tot probleem geworden. Wie dat probleem wil oplossen, heeft geen tijd meer om de handen naar lijders van rampen uit te steken.
”David Hume. Eine Biographie”, door Gerhard Streminger; uitg. C. H. Beck, München; ISBN 978 3 406 61402 6; 785 blz.; € 34,-; ”Enzyklopädie der Neuzeit”, Band 11 en 12; uitg. Metzler Verlag, Stuttgart; ISBN 978 3 476 02001 7 en 978 3 476 02000 0; € 199,- per deel; ”Die Kriege des 20. Jahrhunderts”, door Jeremy Black; uitg. Primus, Darmstadt; ISBN 978 3 89678 839 9; 288 blz.; € 39,90; ”Zeugen für Christus. Das Deutsche Martyrologium des 20. Jahrhunderts. Band I und II”, Helmut Moll (samenst.); uitg. Schöningh, Paderborn; ISBN 978 3 506 75778 4; 1732 blz.; € 88.-; ”Christusbild. Icon + Ikone”, Peter Hofmann en Andreas Matena (samenst.); uitg. Schöningh, Paderborn; ISBN 978 3 506 764959; 144 blz.; € 24,90; ”Golgatha in den Konfessionen und Medien der Frühen Neuzeit”, door Johann Anselm Steiger en Ulrich Heinen; uitg. De Gruyter, Berlijn; ISBN 978 3 11 022557 0; 510 blz.; € 129,95.