Een pakje over de kasteelmuur van Doornik
Het verhaal van een pakje dat over de kasteelmuur van Doornik werd gegooid, spreekt tot de verbeelding. Dit jaar is het 450 jaar geleden dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis werd opgesteld. Drie panelleden praten over de biografie van opsteller Guido de Brès, geschreven door dr. P. Korteweg.
In 1561 schreef Guido de Brès de ”Confession de foy”, bekend geworden als de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In zijn onlangs verschenen biografie schetst dr. Korteweg, hersteld hervormd predikant in Oud-Beijerland, hem als ”reformator van de Nederlanden”. Wat voor beeld hebben Kees Droger, Hans Reinders en Rian Vogel van de zestiende-eeuwse prediker gekregen?
Hans: „Op mij komt hij wel sympathiek over. Hij is niet fanatiek, dat zijn de mensen om hem heen, zoals Pergrin de la Grange in Valenciennes. De Brès laat zich weliswaar door deze mensen leiden, maar is zelf niet fanatiek. Je ziet ook dat hij veel contacten had als glasschilder.” Kees: „Ik vind hem ook wel sympathiek. Ik wist eigenlijk niet meer dat hij de schrijver van de Nederlandse Geloofsbelijdenis was. De waarde van dit boek is dat De Brès door de vele achtergronden tot leven komt. Daar leer je veel van.” Rian: „De auteur heeft de bronnen goed gelezen, en grondig onderzoek gedaan. Het interessantst vind ik de beschrijving van de gemeenten in de Zuidelijke Nederlanden, waar je nu weinig protestantse kerken meer vindt. Maar mijn beeld van De Brès zelf is ook na lezing van het boek nog steeds heel smal.”
Bij beschrijvingen van voorgangers ligt, ook onder protestanten, heiligenverering op de loer. Een ”hagiografie” willen de drie panelleden de biografie niet noemen. Aan de andere kant vinden ze het „absoluut geen wetenschappelijk boek.” Kees: „Vanaf het begin ligt de sympathie van de schrijver bij Guido de Brès. Je denkt even dat het een wetenschappelijk werk wordt, maar er zijn direct allerlei uitweidingen, waarmee een sticker op de prediker wordt geplakt. Soms is dat verwarrend. Dan denk je: Is dit de visie van De Brès of schiet het gemoed van de auteur weer vol?” Rian: „Een uitspraak op bladzijde 24 als: „Zij blijft immers een wonderlijke zaak. De Brès werd door God tot God bekeerd” past niet in een wetenschappelijk werk. Je komt vrij vaak veronderstellingen tegen die niet hard zijn te maken. Ik denk dat je als je zo’n boek schrijft je sympathie niet zo duidelijk tentoon moet spreiden.” Hans: „Ik vind dat het wel mag. Maar dan moet je niet suggereren dat het een wetenschappelijk werk is. Dr. Korteweg weet goed allerlei drukken van een boek te beschrijven, maar op een ander moment is zijn verhaal weer heel bevindelijk.” Rian: „Kritiek op De Brès vind je nergens. In Valenciennes heeft hij bijvoorbeeld de beeldenstorm toegelaten. Misschien heeft hij die niet tegen kunnen houden. Maar dit was zeker een passage geweest waar je als auteur kritisch naar De Brès kunt kijken.”
Zijn jullie door lezing van het boek anders tegen de Nederlandse geloofsbelijdenis aan gaan kijken?
Hans: „Er is al veel over De Brès geschreven. Je weet dat die man er helemaal voor ging, om het simpel te zeggen. Dat komt in het boek goed uit, dr. Korteweg eindigt er ook mee. Maar ik vind niet zo veel nieuwe informatie. In die zin was er voor mij weinig nieuws.” Kees spreekt van een „gedegen werk” waar „grondig onderzoek” naar is gedaan. „De achtergronden waren voor mij nieuw. De stukken over de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet, daar heb je al veel preken over gehoord. Dr. Korteweg schrijft meer in de trant van: Kijk eens hoe goed dit is. Alles wordt bijna kritiekloos aanvaard. Ik zat eigenlijk te wachten tot hij een keer de diepte inging. Als je zo zit te lezen, denk je: En nu, en nu? Kom eens met iets anders!” Ook Rian heeft geen ander beeld van de Nederlandse Geloofsbelijdenis gekregen. „Het is niet zo dat bepaalde artikelen diepgaand worden uitgelegd. Ik vind dat hij snel klaar is met de diverse thema’s.”
Kees merkte dat er nogal wat overlappingen in het boek staan. „Het lijkt net alsof de auteur in z’n gemeente winterlezingen heeft gegeven en dat dit een compilatie daarvan is. Soms lees je iets waarvan je denkt: Dat heeft hij toch al een keer besproken? Dat leest vermoeiend.” Rian: „Er had een veel betere redactie van het boek moeten plaatsvinden. Op pagina 12 staat maar liefst vijftien keer de naam van De Brès. Er wordt nooit een verwijswoord gebruikt. Als de uitgever geschrapt en gesneden had, had het boek aan kracht gewonnen.”
De Brès streed op verschillende fronten, zowel tegen de Rooms-Katholieke Kerk als tegen de radicale reformatie van de dopersen. Zijn die fronten vandaag herkenbaar?
Rian: „Rome is in onze beleving veel minder heftig aanwezig dan in die periode. Wij kennen nu een scheiding van kerk en staat. Bovendien hoeven we niet bang te zijn dat we bij de inquisitie worden aangemeld.”
Kees: „Van het innerlijk licht van de dopersen herken je wel trekken van de evangelischen. Maar persoonlijk ben ik er niet zo bang voor. Je ziet dat de evangelischen dingen oppakken die de reformatorischen laten liggen. De strijd in de zestiende eeuw was hard. De Brès wil duidelijk maken dat hij niet rooms is, maar tegelijk wil hij de overheid erop wijzen dat hij ook niet bij de dopersen hoort. In bepaalde kringen zie je dat scherp afzetten nog wel terug.”
Hans herkent de twee manieren waarop de Bijbeltekst kan worden uitgelegd als iets wat nog volop speelt. „De dopersen maakten onderscheid tussen de letterlijke en de geestelijke uitleg van de tekst. Dat is precies het verhaal van de Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling. Als je de Statenvertaling alleen geestelijk uitlegt en zaken erin leest die er niet staan, begrijp je een nieuwe Bijbelvertaling niet. En bij de evangelischen zie je dat de Schrift nogal eens wordt overgeslagen. Als God in je leven komt, gaat het allemaal vanzelf. Dat is de verdienste van de biografie van dr. Korteweg: hij laat zien dat de Reformatie veel waarde hecht aan de letter van de Bijbel, aan het Hebreeuws, aan wat er staat. Niet aan wat ík ervan maak, of wat ík ervan denk.”
De Reformatie verspreidde zich via kleinschalige groepen, huiskamerbijeenkomsten en gezelschappen. Wat heeft dat ons te zeggen, met megakerken van soms meer dan 2000 leden?
Kees: „Ik denk dat je weer naar het kleinschalige terug moet. Wie seculiere mensen wil bereiken, moet ze niet stoppen in een megakerk, ergens achterin, waar ze zich kunnen verbazen over wat er allemaal gebeurt. Je zult naar de mensen toe moeten, met hen bijeenkomen in kleine groepen. Misschien dat je dan nog wel grote bijeenkomsten houdt, maar je gaat dan wel terug naar de basis.”
Hans: „Het is opvallend dat de reformatorischen aan de ene kant ontzettend bevindelijk zijn. Alles komt op de persoonlijke beleving aan. En als we dan naar de kerk gaan, verdwijnen we in de massa. Dat past eigenlijk niet bij elkaar, en je ziet dat het ook niet werkt.”
Rian: „Ik vond heel leerzaam wat er over die ”chanteries” werd geschreven. Dat waren protestmarsen waarbij psalmen en liederen werden gezongen. De Brès was er niet zo voor, omdat de optochten een opruiend karakter zouden hebben. Je zou deze praktijk naar onze tijd kunnen overbrengen. Wat betekenen wij in onze maatschappij? De wervende werking zal vanuit de leden moeten komen, vanuit de persoonlijke contacten in onze buurt en omgeving.”
Panelleden
-Kees Droger (53) uit Apeldoorn. (Groot)vader. Verpleegkundige. Geeft godsdienstles op een openbare basisschool.
-Rian Vogel-de Pagter (50) uit Alblasserdam. Docente Nederlands aan het Wartburg College en moeder van acht kinderen.
-Hans Reinders (42) uit Waarde. Theoloog. Verkoper van sanitair. Vader van dochter van een jaar.