Bij christelijk onderwijs hoort nadenken over schepping en evolutie
Als het didactisch handelen van docenten niet wordt bepaald door de lesmethode maar door identiteit, bieden lessen over evolutietheorie op de christelijke basisschool onverwachte kansen, betoogt Bert Kalkman.
Menige leraar zal met de ogen hebben geknipperd bij het lezen van de krantenkop ”Kleuters krijgen straks evolutieles” (RD 28-2). De suggestie dat de evolutietheorie verplicht zou worden gesteld in het basisonderwijs neigt naar staatspedagogiek, iets waar niemand op zit te wachten.
Het is echter terecht dat Van Moolenbroek de krantenkop nuanceert en op de feiten wijst (RD 15-3). Het advies van de Commissie vernieuwing biologieonderwijs (CVBO) is een serieuze poging om meer samenhang binnen het biologieonderwijs te brengen en overladenheid van het onderwijsprogramma tegen te gaan. Dat is winst. Feit is wel dat de evolutietheorie prominent in het advies aanwezig is.
Toch biedt het CVBO-advies kansen. Ook om aandacht te geven aan de evolutietheorie in het basisonderwijs. Deze kansen zijn veel groter dan scholen en leraren denken. Van Moolenbroek heeft gelijk wanneer hij concludeert dat uitgevers de inhoud van de methode bepalen. Zijn optimisme dat de docent het onderwijs bepaalt, deel ik niet. Te vaak wordt het didactisch handelen van de leraar gestuurd door wat methoden aanreiken. Terwijl didactisch handelen juist een afspiegeling moet zijn van de achterliggende opvattingen over identiteit, opvoeding en onderwijs. We hoeven ons wat dat betreft geen illusies te maken over de achterliggende wereld- en mensbeelden in methoden voor natuuronderwijs. Als het al geëxpliciteerd wordt, en dat is zeldzaam, is het in de meeste gevallen niet christelijk.
Daarom moeten we zoals Van Moolenbroek schrijft juist gebruikmaken van de ruimte die het CVBO-advies biedt. Wij leven op Gods aarde en kunnen dagelijks waarnemen hoe de schepping zich manifesteert in de elementen, de dieren, de planten en de wetmatigheden die het leven op aarde mogelijk maken. Gods trouwe zorg is iedere morgen nieuw. Tegelijkertijd is er het gevolg van de zonde. Er heerst gebrokenheid, het is eten en gegeten worden, rampen voltrekken zich. Zowel de grootsheid enerzijds als de gebrokenheid anderzijds maken bescheiden.
Hier moeten leraren de ogen van de leerlingen al jong voor openen. Vanaf het begin moeten ze leren dat het een wereld van verschil maakt of je met gelovige of met ongelovige ogen naar de scheppingswerkelijkheid kijkt. Dat betekent kijken naar het karakteristieke bij dieren en planten. Hoe wonderlijk ze toegerust en aangepast zijn. Maar ook leren dat diversiteit niet vanzelfsprekend vitaliteit betekent. Hier oog voor krijgen betekent samen met de neus op de verschijnselen zitten.
Dat dit in onze opbrengstgerichte onderwijscultuur te weinig gebeurt, is het christelijk onderwijs onwaardig. Daarmee doen we tekort aan onze Schepper. Ook onthoudt de school zich hiermee de gelegenheid oefenplaats te zijn voor goed rentmeesterschap. Bij christelijk onderwijs hoort dus ook nadenken over schepping en evolutie. Niet vooringenomen maar bescheiden en vanuit een eerbiedige houding.
Hier wordt Van Moolenbroek op de wenken bediend. Samen met de Erdee Media Groep en Stichting Creaton ontwikkelt het lectoraat exemplarisch onderwijs het exempel over schepping en evolutie ”Oog in oog met Darwin”. Dit exempel wordt het sluitstuk van de nieuw ontwikkelde leerlijn natuur en techniek voor groep 1 tot en met 8. De leerlijn reikt vanuit een christelijke visie op de werkelijkheid inhouden aan, waarbij verwondering, verantwoordelijkheid en kritisch denken over morele en ethische vragen centraal staan.
Dat is ook wat gebeurt bij ”Oog in oog met Darwin”. Leerlingen maken kennis met Darwin, zijn reis, zijn vondsten en het denken van zijn hedendaagse navolgers. Leerlingen onderzoeken bijvoorbeeld fossielen en denken over vragen hoe ze in het gesteente terecht zijn gekomen. Zo leren ze dat deze berusten op interpretatie.
De confrontatie met de ouderdom van verschillende aardlagen en de geologische kolom roept de vraag op of er sprake is van miljoenen jaren of een catastrofe zoals de zondvloed. Of de verrassing dat er zogenaamde archetypen in de ark aanwezig waren die zich over de aarde verspreid hebben. De diversiteit die hieruit is ontstaan is fascinerend, evenals de binnen bepaalde soorten intact gebleven overeenkomsten.
Behalve fascinatie is er ook ontzetting over alles wat met de aarde gebeurd is en nog zal gebeuren. Dat richt de ogen van de leerlingen ook omhoog, in het besef dat God alles eenmaal nieuw zal maken. Evolutie in de basisschool? Wat ons betreft, ja dus! Maar wel vanuit een gelovige grondhouding. Wanneer het voortgezet onderwijs er vervolgens soepel op aansluit is er zeker sprak van ®evolutie.
De auteur is lector aan Driestar Hogeschool.