Germanen als arianen
„Van het paganisme als levensbeschouwelijke rivaal was de Kerk dank zij de Germaanse invallers dus verlost, maar tegelijk werd hun arianisme haar nieuwe beproeving.”
Deze woorden lees ik als een sleutelzin in het meeslepend geschreven ”De Germanen en het christendom” van de Vlaamse kerkhistoricus Pierre Trouillez.
Eerder schreef Trouillez over Kerk en christendom in het heidense en christelijke Romeinse Rijk. ”De Germanen en het christendom” brengt het onderwerp in kaart voor de vijfde, de zesde en de zevende eeuw, de overgang van oudheid naar middeleeuwen. We komen in de volksverhuizingen terecht, met alle chaos en geweld van dien. De Germanen die de ruimte van het West-Romeinse Rijk innamen, spelen in dit boek een hoofdrol. Deze keuze houdt in dat het Overrijnse Germanië, onze regio dus, (nog) niet ter sprake komt.
Trouillez schreef een zogenoemde mentaliteitsgeschiedenis. Niet alleen beroemde figuren maar ook gewone mensen figureren erin. Hij opent met de ondergang van het keizerlijke Rome, waarbij zowel strooptochten als vreedzame invasies van de Germanen een rol spelen. Minder bekend is dat Germaanse jongens dienden in het Romeinse leger en zelfs als lijfwacht van de keizer fungeerden. Vervolgens horen we over de introductie van het christendom bij de Germanen. Dat gebeurde vooral via de Goten en hun bisschop Wulfila, waardoor het Germaanse christendom een ariaans stempel kreeg.
Na een boeiend portret van paus Leo de Grote, de „laatste getuige van de antieke wereld”, is Noord-Afrika aan de beurt. Hier stichten de Germaanse Vandalen een eigen rijk met het arianisme als staatsgodsdienst. Gevolg is een zware vervolging van het katholieke christendom. In Italië dringen de Germaanse Oost-Goten binnen onder leiding van koning Theodorik, die in Ravenna een imposante ariaanse erfenis nalaat.
Indrukkend beschreven zijn leven en werk van paus Gregorius de Grote, de ”bisschop-stadhouder”. Voor de zending introduceert hij de adaptiemethode: hanteer niet de botte bijl maar pas je zo veel mogelijk aan bestaande heidense tradities aan. In Spanje zwaaien de Germaanse Visigoten de scepter. Hier gaat uiteindelijk, via een vorm van ”arianisme-light”, de ariaanse monarchie over naar het orthodoxe katholicisme. In dit kader is er de confrontatie met „de hinderlijke Joden.” Vervolgens krijgen we inzicht in de bewogen geschiedenis van de kerk in het Frankische rijk. Na de bekering van Clovis gaat het ten slotte naar een diep dal.
Het voorlaatste hoofdstuk gaat over allerlei aspecten van kerkelijk leven, zoals kerstening en doop, heiligen en relikwieën. Het slot is gewijd aan de nieuwe Germaanse wereld, die een langere adem bleek te hebben dan de Romeinse erfenis.
Uit het geheel licht ik de in mijn ogen markante rode draad. De Germanen werden christenen van ariaanse snit. Bisschop Arius van Alexandrië had de eenheid van God zo hoog dat in zijn ogen daarin voor de godheid van Christus geen plaats is. Christus, zei hij, is het allerhoogste schepsel. In 325 werd hij in Nicea veroordeeld.
Voor Germanen was het arianisme nu juist het type christendom waarvoor zij overtuigd kozen. Past deze variant beter bij hen dan de christologie van Nicea? De orthodoxe triniteit was de Germanen te ingewikkeld, ze hadden er ook geen belangstelling voor. Waar ze mee uit de voeten konden was een Christus als hoogste schepsel, als ‘halfgod’ tussen hemel en aarde.
Maar ging het hun ten diepste wel om het belijden van Christus? Trouillez zet daar een vraagteken bij. „Waar het in hun (soms fanatieke) verknochtheid aan het arianisme werkelijk om ging, was hun volksidentiteit.” Zo klonk bijvoorbeeld hun liturgie in de volkstaal en niet in het Latijn van de katholieke kerk. Deze rode draad van een eigen identiteit loopt door tot op vandaag. Germaanse christenen onderscheiden zich, hoe dan ook, van het katholieke Rome.
De Germanen en het christendom. Een bewogen ontmoeting 5de-7de eeuw, Pierre Trouillez, uitg. Davidsfonds, Leuven, 2010; ISBN 978 90 77942 48 2; 334 blz.; € 24,95.