Oud-dierenarts benadrukt juistheid ruimingen in Kootwijkerbroek
JOPPE – Terwijl de nieuwe documentaire ”Mannenbroeders van Kootjebroek” sceptici bevestigt in hun mening dat er in 2001 geen mond-en-klauwzeer (MKZ) heerste in Kootwijkerbroek, benadrukt oud-dierenarts Reint Jan Terbijhe het tegendeel. „Er was MKZ.”
Hij wil het zeggen, luid en duidelijk. „Er was MKZ in Kootwijkerbroek. Het is onrechtvaardig om dat te ontkennen.”
Terbijhe was op 3 maart bij de première van de documentaire ”Mannenbroeders van Kootjebroek”, waarin betrokkenen terugblikken op de MKZ-crisis in Kootwijkerbroek, nu tien jaar geleden. Hij is teleurgesteld. „In mijn ogen hoort een documentaire objectief te zijn. Ik vind hem subjectief en suggestief, hij bevat halve waarheden en hij plaatst de zaken volkomen buiten het verband van de hele MKZ-crisis.”
Terbijhe was in 2001 een van degenen die –naar aanleiding van een melding door de lokale dierenarts– betrokken waren bij de diagnose van MKZ op een bedrijf in Kootwijkerbroek. Er kwam een besmetverklaring, er werd besloten tot ruimen – wat uiteindelijk bijna 60.000 dieren rond Kootwijkerbroek de kop kostte. Kootwijkerbroekers twijfelden vanaf het begin aan de juistheid van de diagnose. Het dorp kwam in opstand; de ME kwam eraan te pas. Tot op de dag van vandaag probeert de Stichting Onderzoek MKZ Crisis Kootwijkerbroek te achterhalen of het besluit tot ruiming op juiste gronden is genomen. Zo is er vrijdag weer een hoorzitting in Den Haag.
Een groep vastberaden mensen is nu dus tien jaar bezig om duidelijk te maken dat er niet geruimd had mogen worden. Aan de andere kant zit dierenarts Terbijhe, die in 2004 met vervroegd pensioen ging. „Ik ben hier óók tien jaar mee bezig.”
Vorig jaar deed Terbijhe zijn verhaal in het blad Boerderij, waarin hij zich voorzichtig afvroeg of de ruiming nodig was geweest. Nu stelt hij die vraag niet meer. „Op dat moment is de juiste beslissing genomen.”
Terbijhe, destijds specialist dierziekten bij de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) en samen met collega’s betrokken bij de besmetverklaring, werd al kort na de crisis uitvoerig gehoord –„doorgezaagd”– over de kwestie. Hij getuigde in rechtszaken, las alles wat de Stichting MKZ Crisis Kootwijkerbroek publiceerde. Met alle gegevens uit de zaak is een heel boekwerk te vullen.
Kern van Terbijhes betoog is dat het beruchte verdachte kalf op de boerderij van Rien Teunissen weliswaar geen klassieke MKZ-symptomen vertoonde, maar dat de ziekte niet uit te sluiten was en dat er meer dieren ziek waren. „Bij kalveren ziet MKZ er anders uit. Allang gepensioneerde collega’s van de Veterinaire Dienst bevestigden pas dat bij eerdere uitbraken in Nederland bij kalveren nooit de klassieke symptomen, zoals bij volwassen runderen, te zien waren.”
Nader onderzoek wees wel MKZ uit, aldus Terbijhe. „Een bloedmonster van het kalf én de kop zijn positief bevonden op MKZ.” Een zogeheten PCR-test vormde de reden voor het besluit tot preventieve ruiming van het bedrijf. „Ik vond dat besluit om drie redenen terecht. De strategische ligging van Kootwijkerbroek, de PCR-test en de verschijnselen bij het kalf. Die wezen niet ondubbelzinnig op MKZ, maar we konden het risico niet nemen.” De uiteindelijke bevestiging van MKZ in het laboratorium was reden tot de grootschalige ringruiming van de bedrijven eromheen.
De oud-dierenarts vindt het voortdurende verzet vanuit Kootwijkerbroek onrechtvaardig. „De ontkenning van de mensen die zich vastbijten in deze kwestie is onrecht richting een grote groep mensen. Richting dierenartsen, richting mensen die hielpen bij de ruimingen. Men legt besluiten van rechters en antwoorden op Kamervragen naast zich neer.” Wat de Stichting Onderzoek als een vervolgverhaal presenteert, ziet Terbijhe als een koppig zoeken naar nieuwe losse eindjes. „Met een maand was Nederland MKZ-vrij. Dat wordt gewoon genegeerd.”
Hij kent een RVV’er –„een boom van een kerel”– die arbeidsongeschikt is geraakt na „doodsbedreigingen” in 2001. „Daarom vertel ik mijn verhaal. Als de stichting gelijk heeft, verdwijnt de reden voor zijn inzet. Het werk van de stichting zadelt anderen ten onrechte op met een schuldgevoel.”