Wessels zwijgt Verkuyl dood
In 1938 verscheen van de hand van missioloog J. Verkuyl een boek onder de titel ”Zijn alle godsdiensten gelijk?” In 1981 verscheen van dat boek een vierde druk. Hij had het boek geheel herzien en uitgebreid vanwege de opkomst van de multireligieuze samenleving.
Het ging Verkuyl om het getuigenis aangaande de Persoon en het werk van Jezus Christus, om een oproep tot geloofskeuzen en geloofsbeslissingen. Ik citeer hem uitvoerig: „Nu de wereld één wereld wordt en de godsdienstige gemeenschappen elkaar ontmoeten op een wijze als nooit tevoren is geschied, zien wij overal een nieuwe golf van syncretistisch levensgevoel opkomen, dat zich uit in talloze gnostische stromingen.
De oud-christelijke kerk werd door die golfbeweging niet verzwolgen. Maar ze stelde de vraag of dit gelijkstellen van de boodschap van alle religies niet een enorme vervalsing der waarheid is en ze getuigde in dialogen met dit syncretisme en deze gnostiek ootmoedig én onverschrokken van de Naam, die boven alle naam is. In navolging van de oud-christelijke kerk willen wij diezelfde vraag stellen en getuigen van dezelfde Naam. (…) Te midden van de geschiedenis der kerken moet daarom met dezelfde kracht als te midden van de niet-christelijke religies de oproep klinken: Laat u met God verzoenen in Christus’ Naam.”
Toen van dit boek in 1985 nog een vijfde druk verscheen, maakte Verkuyl dankbaar melding van de waardering die dr. W. A. Visser ’t Hooft (”nestor van de oecumene”) had geuit. Het boek voorzag volgens hem in een grote behoefte vanwege een nieuwe golf van ”relativistisch denken” die over de wereld ging.
In 1978 werd Verkuyl als hoogleraar godsdienstwetenschap aan de Vrije Universiteit opgevolgd door dr. Anton Wessels, voordien hoogleraar aan de Near East School of Theology in Beiroet. Vele malen heeft hij over de islam gepubliceerd. Recent verscheen van hem een vuistdik boek over jodendom, christendom en islam, onder de titel ”Thora, Evangelie en Koran. 3 boeken, 2 steden, 1 verhaal”. De intentie van dit boek is gans anders dan die van het boek van Verkuyl. Bijbel en Koran dienen volgens Wessels „in samenhang gelezen, verstaan en uitgelegd” te worden door jood, christen en moslim samen.
Wat hebben die steden daarmee te maken? De Bijbel kent twee steden: Jeruzalem als stad van vrede en gerechtigheid en Babel als stad van onrecht en onderdrukking. Ook de Koran kent twee soortgelijke steden: Mekka, de stad van onrecht in de eerste periode van het optreden van Mohammed, en Medina, ”de lichtstad”, de nieuwe stad waar gerechtigheid zou wonen. Uiteindelijk gaat het in toekomstig perspectief om „een stad van God en de mens.” Voor beide religies is de lichtstad het wenkend perspectief.
Voor Wessels staat het vast dat de vraag of Mohammed ook onder de profeten van joodse en christelijke zijde was volmondig met ja moet worden beantwoord. Met een veelheid van citaten en voorbeelden uit Bijbel en Koran –zó veel dat het de lezer gaat duizelen– poogt Wessels alle plooien tussen de drie religies glad te strijken. De schrijver geeft blijk van grote deskundigheid als het gaat om de drie wereldgodsdiensten. De lezer krijgt in zijn boek ook menig lesje oude geschiedenis. Daar was hij dan ook hoogleraar godsdienstwetenschap voor, ”in het bijzonder van de islam”.
Maar de waardering die Visser ’t Hooft uitsprak voor het boek van Verkuyl, zou hij naar mijn oordeel aan dit boek principieel nooit hebben gegeven. Het boek ademt een en al ”relativistisch denken”. Nog eens Verkuyl: „Wie knielt voor Jezus, de Gekruisigde en Verrezene, kan niet meer zeggen dat het er niet toe doet wat je gelooft en in wie je gelooft. Wie knielt voor Jezus kan niet meer zeggen: Ik zie tussen de boodschap van Jezus, Boeddha, Mohammed e.a. slechts relatieve verschillen.” Bij Wessels zijn die verschillen principieel relatief. Hij zwijgt Verkuyl dan ook dood. In de uitgebreide literatuurlijst komt het boek van Verkuyl niet voor.
Het wekt dan ook geen verwondering dat Wessels in een lezing op 11 september vorig jaar scherp heeft uitgehaald naar de opstellers van een open brief uit de breedte van de Protestantse Kerk in Nederland (Hebe Kohlbrugge en anderen), waarin de protestantse synode werd opgeroepen tot een duidelijk christelijk getuigenis als het gaat om de relatie tot de islam.
Wessels geeft aan het eind van zijn boek ook uitvoerig aandacht aan de brief die de profeet Jeremia zond aan de joodse ballingen in Babel, waarin hij hen opriep daar huizen te bouwen en gezinnen te stichten en (zo) de vrede te zoeken voor de stad. „Want in haar vrede zult gij vrede hebben” (Jer. 29:4-14). Wessels vraagt dan in dat verband of Mekka, dat met Abraham verbonden is, niet een open stad zou kunnen zijn voor alle gelovigen.
De vraag is wat de vrede voor de stad inhoudt. Ongetwijfeld ligt in de brief van Jeremia voor christenen vandaag een dringende oproep om vreedzaam leven, te midden van welke culturen en religies dan ook, na te streven. Maar moeten we als christenen de Messiaanse vrede van het Oude Testament nieuwtestamentisch niet doortrekken naar Jezus Christus?
Het boek van Verkuyl eindigt met het woord van Petrus uit Handelingen 2, waarin hij zegt dat er onder de hemel geen andere naam is gegeven waardoor wij moeten zalig worden dan de naam van Jezus. In Hem ligt onze vrede. Omdat vrede bij Wessels een andere dimensie heeft, kan hij gemakkelijk tot deze slotsom in zijn boek komen: „Dit is het ene verhaal dat de drie boeken vertellen van en voor de ene stad.” Absoluut relativisme dus!
Thora, Evangelie en Koran. 3 boeken, 2 steden, 1 verhaal, Anton Wessels;uitg. Kok, Kampen, 2010; ISBN 978 90 435 1690 7; 363 blz.; € 27,50.