Kader Abdolah: Ik moet schrijvend mijn vlucht goedmaken
Kader Abdolah is een on-Nederlandse schrijver. „Ik kus dit boek”, riep hij uit bij de presentatie van het Boekenweekgeschenk, dit jaar door hem geschreven. ”De kraai” is het verhaal van zijn eigen leven – maar het leest als een modern sprookje.
Abdolah neemt zichzelf, de literatuur, de politiek en de rest van de wereld serieuzer dan welke Nederlandse schrijver ook. Hij houdt niet van ironisch geneuzel, en hij is niet bang voor grote woorden. Traditie! Geloof! Politiek! Idealen! Met uitroeptekens.
Hij leest Multatuli, en Gorter, en Hermans – terwijl hijzelf toch eerder in de verhalen van Duizend-en-een-nacht geworteld is. Met zijn hele hart hangt hij nog altijd aan zijn afkomst uit Iran en de traditie die hij daar heeft meegekregen. Maar sinds hij op z’n 33e in Nederland terechtkwam, is het hem gelukt om in de poldergrond wortel te schieten.
„Ik ben zo gelukkig dat ik in mijn jeugd de waarden van islam, christendom en jodendom heb meegekregen. In ons huis bevinden zich zowel vertalingen van de Thora als de Bijbel als de Koran. Ik denk dat deze drie grote boeken de fundamenten van onze huidige identiteit vormen. Het is nodig dat jongeren ze bestuderen, want onze wortels liggen diep in die traditie.”
Toen Abdolah vorig jaar de vraag kreeg om het Boekenweekgeschenk 2011 te schrijven, was hij druk bezig aan een andere roman. „Diep in m’n hart zei ik nee tegen het Boekenweekgeschenk. Of liever, de personages uit mijn boek deden dat. De koning, de vrouwen, de vizier, om het hardst riepen ze: Nee! Maar wat het leven je biedt, moet je volgen. Dus heb ik eerbiedig ja gezegd. Ja tegen het leven.”
Vandaar dat naast ”De kraai” –vanaf woensdag gratis verkrijgbaar bij een aankoop in de boekhandel– vandaag ook zijn nieuwe roman verschijnt: ”De koning”.
”De koning” is opgedragen aan de nagedachtenis van twee Perzische viziers.
„De ene was mijn betovergrootvader, de andere was de zoon van de kok. Mijn betovergrootvader zag die jongen bij de deur staan toen hij zijn kinderen Franse les gaf, en haalde hem naar binnen om mee te doen met de les. Later werd de zoon van de kok zijn opvolger. Die twee viziers zijn de personen om wie dit boek draait.”
Waarom een historische roman?
„Ik wilde het verhaal van mijn betovergrootvader vertellen, maar ik wist niet hoe het verder zou gaan. Ik weet nog dat ik naar buiten stond te kijken, en dat mijn dochter vroeg: „Waarom sta je daar achter het raam, heb je niks te doen?”
„Ik weet niet wat ik krijg”, zei ik, „maar ik ben zo benieuwd!”
En toen ik me in die geschiedenis begon te verdiepen, verschenen ineens de telegrafen, het licht, de spoorlijnen, de koning, de vrouwen, Rusland, Engeland, Frankrijk, de industriële revolutie. Het grote conflict tussen traditie en vernieuwing.”
Dat maakt het een hoogst actueel boek.
„Het is een verhaal dat zich honderd jaar geleden afspeelt, maar het zou vandaag kunnen zijn.”
Hoe kijkt u, in het licht daarvan, naar het nieuws?
„Jongeren weten niet wat er vroeger gebeurd is. Ze zijn bezig met de digitale revolutie van dit moment, en met alle veranderingen in de wereldpolitiek. Maar als je je in de geschiedenis verdiept, lijkt het alsof er niets veranderd is. Dezelfde mensen, dezelfde taferelen. Ook in de periode die ik in mijn boek beschrijf, kwamen mensen al in opstand tegen de dictatuur. Soms kan ik niet geloven dat nu nog steeds dezelfde dingen plaatsvinden als toen.”
Hoe belangrijk is uw betovergrootvader de vizier voor uw eigen identiteit?
„Iemand die mij niet kent, zal zeggen dat in ”De koning” niets van mijzelf terug te vinden is. Toch is dit is een van de meest autobiografische boeken van Kader Abdolah, al staat er over zijn persoon geen woord in.
Nadat mijn betovergrootvader door de sjah vermoord werd, kwam er uit onze familie niemand meer aan de macht. De vrouw en kinderen van de vizier vluchtten naar het bergland, en hun nakomelingen waren heel gewone mensen. Toch hing er altijd een verhaal boven de familie: Er was eens een man, een vizier, in ons voorgeslacht…”
Die behalve politicus ook schrijver was.
„In onze familie is altijd iemand door het leven met het schrijftalent vereerd. In Iran heb ik nooit onderzoek kunnen doen naar mijn voorgeslacht, maar hier, in de Koninklijke Bibliotheek, worden archieven bewaard van 500 jaar Hollands-Perzische betrekkingen. Daar heb ik wel vijf, zes belangrijke mensen uit mijn voorgeslacht teruggevonden, die in de loop van de geschiedenis actief zijn geweest als politicus of als kroniekschrijver.”
Daarom wilde u ook schrijver worden?
„Het verhaal van de vizier begon in mij als een tak te bloeien. Nu pas merk ik hoe belangrijk zo’n verhaal voor de ontwikkeling van de identiteit en de dromen van een kind kan zijn. Het idee was: er moet nóg een keer zo’n man in onze familie opstaan. Ik heb de kans niet gehad om premier te worden, maar het schrijverschap heb ik bereikt. Ik heb geprobeerd de droom van mijn familie te realiseren.”
Maar in een taal die oorspronkelijk de uwe niet is.
„Ergens is dat pijnlijk, want ik wilde graag in de rij van de grote Perzische namen staan. Daar kwam bij dat mijn vader doofstom was – ook daarom wilde ik het vaderland niet verlaten. Maar door mijn politieke activiteiten liep ik zo veel risico dat ik uiteindelijk moest vluchten. Ik kwam in Turkije terecht en was absoluut niet van plan naar het Westen te gaan. Ik wilde naar Moskou. Maar het lot heeft het anders bepaald. Ik kwam in Nederland terecht.”
Waarom Nederland?
„Als vluchteling was je aangewezen op mensensmokkelaars. Voor 10.000 dollar kon je naar Amerika, voor 7000 naar Parijs of Londen. Als je geen geld had, kon je naar Nederland.”
U bent een schoolvoorbeeld van integratie geworden.
„Ik was 33 jaar, mijn karakter was gevormd door de bijzondere, oude traditie die ik van huis uit meegekregen heb. De Nederlandse culturele wind kon mij niet aan het sidderen krijgen. Mijn oude boom was in staat die wind op te vangen en om te zetten in iets nieuws. Voor jongeren is dat moeilijker.”
Maar uw droom leek voorbij.
„Het leek erop of het nooit meer kon. Maar het leven biedt altijd nieuwe mogelijkheden. De eerste dag in het opvangcentrum ben ik meteen begonnen in het Nederlands te schrijven. Tenminste, ik probeerde het. Ik haalde de boeken van grote Nederlandse schrijvers in huis, al was ik niet in staat ze te lezen. Ik wilde tussen die mannen gaan staan. En het is me gelukt om mijn droom in nieuwe grond te laten groeien. Mijn werk wordt gelezen, het is inmiddels al in 26 talen vertaald. Ik ben halverwege.”
Halverwege? Is dat nog niet mooi genoeg?
„Ik wil zó bekend worden dat niemand nog om mijn werk heen kan. Vooral de ayatollahs niet. Ik moet zó groot worden dat ik met mijn Nederlandse boeken kan teruggaan naar het vaderland en staan waar de grote Perzische mannen gestaan hebben.”
Zo’n onverhuld streven naar grootsheid kom je in Nederland weinig tegen.
„Het komt niet voort uit arrogantie. Het komt doordat ik een enorm schuldgevoel heb ten opzichte van kameraden die gevangenzitten of begraven zijn. Ten opzichte van de Iraanse schrijvers ook. Ze zijn getalenteerd, maar ze kunnen of mogen niet schrijven wat ze willen. Ze hebben geen tijd, geen rust, geen veiligheid, geen geld. Dat heb ik allemaal wél. Ik moet mijn vlucht goedmaken met nog meer boeken, nog grotere boeken. Anders heeft mijn leven geen zin, mijn vlucht geen betekenis.”
Bent u ooit tevreden met wat u wél bereikt hebt?
„Het leven geeft ruimte aan hen die nog meer ruimte willen. Als ik zeg dat ik genoeg gedaan heb, is dat bijna een belediging ten opzichte van het leven.”
Botst dat niet met de traditionele islam waarin u bent opgevoed?
„Juist niet. Religie heeft mijn leven vormgegeven. Islam klinkt tegenwoordig vies, gevaarlijk en politiek betrokken. Maar diezelfde religie heeft mij via mijn familie gevormd. Ik heb geleerd respect te hebben voor het leven, waarde te hechten aan discipline en aan traditie en continuïteit.”
Maar u bent zelf geen traditionele moslim.
„Ik praktiseer het geloof niet op de manier waarop mijn vader dat deed. Ik heb het ook niet over kerk of moskee, alleen over geloof. Ik denk: het is geen geluk of ongeluk dat we er zijn, we leven in een mysterie. De mens heeft altijd geprobeerd om dichter bij dat geheim te komen. Mozes heeft een poging gedaan, Jezus heeft een poging gedaan, Mohammed heeft een poging gedaan. Allemaal mét een Boek om het geheim uit te leggen.”
Die boeken zeggen niet allemaal hetzelfde.
„Ik zie de drie boeken als drie oude juwelen. Je kunt ze bestuderen, ervan genieten, een poging doen de mensen van toen te begrijpen. Maar je moet ze nooit als wetboek gebruiken, dan creëer je een gewelddadige samenleving. Dat geldt zowel voor de Thora als voor de Bijbel als voor de Koran.”
Maar er is verschil tussen wat Jezus zegt over geweld, en wat Mohammed zegt.
„Jezus zegt: Praat zachtjes, bied je vijand de andere wang aan. En Mohammed zegt: Sla dubbel terug. Toch zie ik nog steeds twee mannen voor me die eenzelfde droom hebben. Alleen is hun aanpak verschillend.
Wat mij betreft gaat het vooral om de vraag wat de volgelingen van Jezus en Mohammed met hun woorden doen. Ik lees de Koran als een bundeling van liefde. Maar iemand anders leest de Koran als een oproep tot geweld.
De Koran bevat veel geweld én veel poëzie. De grote Perzische dichters hebben de schoonheid van dat boek gepakt en het geweld aan de kant gezet. De taliban doen het omgekeerde. Zoals je op televisie de meest verschillende dingen kunt bekijken: nieuws, romantiek, porno, geweld. Het hangt van jou af welk programma je kiest.”
Binnen die postmoderne lezing van de tekst past ook uw hervertelling van de Koran?
„Traditionele moslims zullen vinden dat dat niet mag, de tekst aantasten. Ik verheerlijk Mohammed niet, ik maak hem niet heilig, ik wil hem als mens uitleggen.”
U kiest voor de literaire benadering.
„Historie is niet in staat om ons verder te helpen. De feiten blijven altijd als zware loodblokken aan de enkels van de mensheid hangen. Maar de literatuur is er om ons te bevrijden van kilometers harde waarheid en werkelijkheid, om voorrang te geven aan het leven.”
Sprookjes zijn voor u dus belangrijker dan geschiedschrijving?
„Het gaat om de waarheid die de mens nodig heeft. Die zie ik eerder terug in sprookjes dan in historische verhalen. Literatuur heeft de bijzondere taak en functie om het leven te verwerken en ruimte te geven. Om met knippen, plakken, liegen en fantaseren de waarheid met alle kracht te laten zien.
Als we willen weten wat er in de 19e eeuw gebeurd is, moeten we kilometers archiefstukken lezen, en we zullen nooit precies weten hoe het écht was.
Maar neem Multatuli met zijn ”Max Havelaar”, of ”De aardappeleters” van Van Gogh. Kunstenaars laten ons de zwaarte van de gebeurtenissen proeven, maar creëren daarna leven en ruimte. Uit de pijn en het verdriet ontstaat schoonheid. Dat is de taak van de kunst.”
Levensloop Kader Abdolah
Kader Abdolah is het pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani (Arak, 1954). Hij studeerde natuurkunde aan de universiteit van Teheran en sloot zich aan bij een linkse partij die zich verzette tegen het bewind van de sjah en later van de ayatollahs. In 1985 vluchtte hij uit Iran, sinds 1988 woont hij in Nederland. In 1993 debuteerde hij in het Nederlands met ”De adelaars”. Sindsdien verwierf hij roem als schrijver met nóg zestien romans en verhalenbundels, waaronder ”Spijkerschrift” en ”Het huis van de moskee”. Hij schreef dit jaar het Boekenweekgeschenk: ”De kraai”. Abdolah is getrouwd en heeft twee dochters.