„Ze krijgen eigenlijk het nadeel van de twijfel”, zegt een woordvoerder van Staatsbosbeheer donderdag. Dieren die tegen het einde van de winter geen vetreserves meer hebben, worden afgeschoten om te voorkomen dat ze door voedselgebrek lijden en uiteindelijk sterven. De natuurbeheerder verwacht dat er door de strenge aanpak minder dieren aan hongersnood overlijden dan voorgaande jaren, omdat zij sneller worden doodgeschoten.

Op advies van een internationale commissie en onder druk gezet door het Rijk, paste Staatsbosbeheer vorig jaar de protocollen aan. Voorheen werden alleen dieren afgeschoten die onvermijdelijk zouden sterven, legt de woordvoerder uit. „Normaal gesproken zitten we op een percentage tussen de 15 en 25 dat in de winter wordt afgeschoten. Dat is op een totaal van zo’n 3500 dieren.” Door de striktere regels wordt een hoger percentage ongezonde dieren geschoten door de boswachters, maar het totale aantal geschoten dieren ligt nog onder het totaal van vorige winter.

Juist aan het einde van de winter teren veel dieren op de laatste restjes reserves en bij twijfel over de overlevingskansen wordt nu direct besloten om een dier af te schieten. „De piek ligt nu hoger dan aan het begin van de winter.”

Staatsbosbeheer houdt de dieren in de Oostvaardersplassen scherp in de gaten, nadat er vorig jaar grote commotie ontstond over de grote grazers in het gebied. De strenge winter van destijds en een gebrek aan beschutting en voedsel eiste een groot aantal dierenlevens. De Oostvaardersplassen is in principe een gebied waar de natuur de vrije hand heeft, maar het aanzicht van de sterk vermagerde dieren en de karkassen in het landschap zorgden voor een massale roep om ingrijpen door Staatsbosbeheer.

Om het sterftecijfer te beperken werden aan het begin van de winter al richels aangelegd in het gebied, waarachter de dieren kunnen schuilen tegen de kou. Ook werd het Oostvaardersbos bij Almere opengesteld. Volgens de zegsman wordt er geen massaal gebruik van deze extra beschuttingsplekken.