Ontuchtpleger belijdt schuld na kindermisbruik
Het leed dat hij zijn slachtoffers berokkende, wil hij op geen enkele wijze bagatelliseren. Na een tweede detentieperiode wegens ontucht werd pedofiel Eric Peters zich er pas echt van bewust dat hij hen ernstig heeft beschadigd. Hij deed schuldbelijdenis en sloeg een weg van medicatie en therapie in. Nu heeft hij een boodschap voor slachtoffers én daders.
Meer dan dertig jaar lang werd zijn leven gestempeld door foute contacten met minderjarige jongens, vertelt Peters (45) in de woonkamer van zijn flat in de Randstad. Hij ziet er met schaamte en berouw op terug. Toch is hij bereid erover te praten, in de hoop plegers van misbruik te laten zien dat het „door Gods genade” mogelijk is te breken met deze zonde.
Peters groeit met twee broers op in een christelijk gezin. De sfeer thuis bestempelt hij als koud en liefdeloos. Als hij op negenjarige leeftijd door een oudere neef wordt misbruikt, ervaart hij dat als positief. Kort daarna wordt hij zelf seksueel actief met jongere jongens in de buurt. „Ik vond het fijn en ging ervan uit dat dat voor hen ook gold.”
Rond zijn zestiende steken twijfels rond zijn seksuele identiteit de kop op. „Mijn vrienden kregen verkering, ik niet. Ik merkte dat ik op jongens viel. Toen ik achttien was, klopte ik bij een christelijke instantie voor hulpverlening aan. Omdat ik praten moeilijk vond, had ik mijn verhaal op papier gezet. De hulpverlener wilde dat niet lezen, hij zei dat ik het moest vertellen. Ik klapte dicht en ben niet meer teruggeweest.”
De gedachte aan pedoseksualiteit komt niet bij hem op. „Naar mijn idee was ik homofiel, maar wilde ik daar niet aan toegeven. Daarom kwam ik bij jongere jongens terecht. Ik was kind met de kinderen. Na mijn militairediensttijd ging ik op mezelf wonen. Binnen de kortste keren had ik jongens van 12 tot 16 jaar over de vloer, onder meer uit de kerk.”
In 1996 loopt een tweede poging om psychologische hulp te zoeken op niets uit. „Ik zat tegenover een jonge hulpverleenster. Met haar kon ik mijn problemen niet goed bespreken. Ik haakte weer af.”
Als in 1998 aan het licht komt waarmee Peters bezig is, volgt er een aangifte. Vanwege ontucht met minderjarige jongens krijgt hij een jaar cel, reclasseringstoezicht en therapie.
De straf brengt hem niet tot bezinning. „Ik had niet echt door wat het probleem was.” Zijn predikant bezoekt hem tijdens de detentie één keer. Peters krijgt te horen dat hij een verbod heeft om nog in de kerk te komen. De predikant wil verder geen contact.
In het huis van bewaring bezoekt hij slechts eenmaal een kerkdienst. „Ik voelde me daar niet thuis omdat de dienst anders verliep dan hoe ik het in reformatorische kring gewend was. Aan de buitenkant was ik nog behoorlijk vroom.”
Als hij na tien maanden vrijkomt, vestigt hij zich in een andere plaats. Het duurt niet lang of Peters vervalt in zijn oude patroon. De verplichte groepstherapie bij een psychiatrisch centrum –anderhalf uur per week– werpt geen vruchten af. „Ik zei wat ik kwijt wilde, maar omdat ik ten diepste niet doorhad wat het probleem was, sprak ik veel zaken niet uit. De begeleiders hadden een positief beeld van mij, maar dat was niet de werkelijkheid.”
Vanwege regelmatige verhuizingen heeft Peters contact met verscheidene reformatorische kerken. Een aantal keren krijgt hij te horen dat zijn pedofiele achtergrond een belemmering vormt om lid te worden. „„Dat komt bij ons niet voor”, werd er dan gezegd. Nee, als deze mensen niet welkom zijn in de kerk, komt het inderdaad niet voor. Kerken hebben een behoorlijke steek laten vallen door mij geen steun te bieden. Het probleem is haast onbespreekbaar.”
Lidmaatschap of niet, elke zondag schuift Peters in de kerkbank. „Ik heb nooit overwogen met de kerk te breken. Ze leverde me in ieder geval de nodige contacten met volwassenen op. Die had ik verder weinig. Ten diepste was ik heel eenzaam.”
Jarenlang zit Peters in een vicieuze cirkel. Telkens zoekt hij contact met jongens. Na een incident met een jongen die de regie van hem overneemt, komt hij in 2007 tot de conclusie dat hij wil breken met een intussen diep ingesleten patroon van misbruik.
Peters meldt zich bij de huisarts en vraagt om chemische castratie: medicijnen waardoor de drang tot seksuele contacten met minderjarigen hem niet langer in de greep houdt. „Ik zat met mijn geweten in de knoop. Tegen de jongens met wie ik nog contact had, gaf ik toe dat ik verkeerd bezig was en ik bood mijn excuses aan. Ook meldde ik me bij de politie.”
Vanaf het moment van aangifte geeft Peters volledige openheid over zijn verleden aan justitie en later ook aan een predikant en hulpverleners. Hij krijgt een jaar cel en een proeftijd van tien jaar opgelegd. Op zijn verzoek worden er aan de straf diverse voorwaarden verbonden, zoals blijvende medicatie, onthouding van contacten met minderjarigen en therapie.
Tijdens zijn detentie krijgt Peters via een vrijwilliger in de gevangenis opnieuw contact met een gemeente van bevindelijk gereformeerde signatuur. „Deze ging op een positieve manier met de problematiek om, verwelkomde mij als een zondaar tussen de zondaren.”
Na gesprekken met de predikant wil Peters schuldbelijdenis doen. „Ik koos er bewust voor dat in het openbaar te doen, in een kerkdienst. De predikant preekte over Psalm 32. In sobere bewoordingen gaf hij op mijn verzoek aan dat ik me schuldig had gemaakt aan zonde tegen het zevende gebod en dat het een delict met jongens betrof. De schuldbelijdenis betekende voor mij de afsluiting van een donkere periode. Ik wilde dat iedereen in de gemeente op de hoogte was, ook om te voorkomen dat mensen er later langs een andere weg achter zouden komen wat voor verleden ik had. Toch ontbrak er voor mijn gevoel nog iets.”
Als gevolg van zijn openbare schuldbelijdenis komt hij in contact met een moeder van een misbruikte zoon en later met het –volwassen– slachtoffer. Hieruit ontstaat een vriendschap die Peters als een bijzonder geschenk van God ervaart. „Ons contact werkte zowel voor hen als voor mij helend. Dit was wat er nog bij moest komen. Door onze gesprekken werden mijn ogen geopend voor de gevolgen van mijn daden voor de jongens.”
Peters noemt dit „de grootste winst. Omdat ik geen idee had wat de impact van mijn daden was, kon ik er vroeger niets mee als ik hoorde dat slachtoffers levenslang waren beschadigd. Nu weet ik dat dit echt de realiteit is. Andersom kregen de moeder en haar zoon er door het contact met mij oog voor dat een dader ook een mens is.”
Hij noemt het „een wonder van God” dat hij de moed kon opbrengen na vele jaren een patroon van zondige contacten te doorbreken. Hij merkt dat het medicijngebruik en de therapie worden gezegend en ervaart dat de gemeente een veilig vangnet voor hem vormt.
Alle daders van ontucht wil hij oproepen hun zonden aan het licht te brengen, hun straf te accepteren en schoon schip te maken. „In de eerste plaats als een gebaar van spijt naar de slachtoffers toe. Als er echt berouw wordt getoond, kan dat voor hen helend werken. Ook wil ik slachtoffers aanmoedigen niet eenzaam met hun trauma te blijven rondlopen, maar het bij een vertrouwd persoon bespreekbaar te maken.”
Ruim drie jaar nadat hij radicaal met het misbruik heeft gebroken, ziet het bestaan van Peters, die een baan in de transportsector heeft, er totaal anders uit dan voorheen. „Ik hoef geen dubbelleven meer te leiden. In het begin was dat wennen. Ik had nooit gedacht zonder jongens om mij heen te kunnen, maar ze passen nu echt niet meer in mijn leven. Via de kerk heb ik vriendschappen met enkele gezinnen gekregen. Die vullen de leegte op die ontstond na het verbreken van alle verkeerde contacten.”
Hij is er verwonderd over dat „de Heere mijn zware kruis heeft willen wegnemen en er een te dragen kruis voor in de plaats heeft gegeven. Elke keer als ik een jongen tegenkom, word ik pijnlijk herinnerd aan mijn verleden en voelt het als een bedreiging. De drang om jongens te ontmoeten is omgeslagen in het mijden van hen. Als het aan mijzelf had gelegen, was ik in de goot terechtgekomen, sterker nog, ik stond er al met één been in. Maar de Heere heeft ingegrepen. Hij heeft in mijn leven een wonderlijke omwenteling gegeven.”
Eric Peters heet in werkelijkheid anders.
Reageren op dit artikel? mensen@refdag.nl
Pedofilie
Misbruik van minderjarigen in rooms-katholieke internaten, binnen de jeugdzorg en in een Amsterdams kinderdagverblijf. Regelmatig halen schokkende berichten over ontucht door pedofielen het nieuws. In een drieluik besteedt deze krant aandacht aan de problematiek van volwassenen die zich seksueel aangetrokken voelen tot kinderen. Vandaag vertelt een dader van misbruik die tot inkeer kwam, zijn verhaal. In de tweede en de derde aflevering, morgen en vrijdag, komen een hulpverlener en een predikant aan het woord.