Psycholoog André Aleman: Ieder mens heeft hersenspinsels
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Kinderen spelen het spel nog altijd. De één heeft een voorwerp voor ogen, de ander mag raden wat het is. Maar wat als iemand dingen ziet die er echt niet zijn?
Wat gaat er mis in de hersenen van mensen met hallucinaties en wanen? Het is een raadsel waar onderzoekers zich al lang het hoofd over breken. De huidige stand van wetenschap schetst dr. André Aleman, hoogleraar aan de afdeling neurowetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen en de vakgroep psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen, in zijn boek ”Hersenspinsels”.
Veel mensen denken dat ze alles wat er om hen heen gebeurt, registreren als met een camera. „Maar zo werken onze hersenen niet”, weet Aleman. „Onze hersenen hebben de capaciteit niet om alle prikkels te verwerken. Daarom selecteren we.”
Signalen uit bijvoorbeeld de ogen worden in de hersenen opgevangen, ontrafeld en weer samengesteld. Dat bewerkte beeld nemen we bewust waar.
In de praktijk betekent dit dat we vooral die dingen opmerken die ons interesseren, zegt de psycholoog-onderzoeker. „Onderweg van Groningen naar Amsterdam telt iemand die van Porsches houdt er misschien drie, terwijl ik er aan het einde van de rit niet één heb gezien.”
Normaal gesproken is de menselijke waarneming voor zo’n 70 procent afkomstig van de zintuigen; verwachtingen en het geheugen vormen de overige 30 procent.
Dit mechanisme zorgt ervoor dat we onvolledige informatie kunnen verwerken. Zo zal iemand die weet hoe een nietmachine eruitziet, hem ook op een bureau vinden als hij half achter een koffiemok staat.
De hersenen maken daarbij wel eens een fout. Een moeder kan denken dat haar kind huilt, terwijl het lekker ligt te slapen. Of je meent de telefoon te horen, terwijl dat later verbeelding blijkt.
Echte problemen ontstaan er volgens Aleman wanneer de invloed van de hersenen sterker wordt dan de waarneming vanuit de zintuigen. Wetenschappers vermoeden in ieder geval dat dit gebeurt bij hallucinaties en wanen – het horen, zien en denken van dingen die er niet zijn.
Zo blijkt uit gehoortesten waarbij het laatste woord van een zin wordt vervangen door ruis, dat mensen met een neiging tot hallucineren daarin vaker een woord horen dan andere proefpersonen. „Zo’n test onderstreept de rol van verwachting”, zegt Aleman.
De indruk bestaat dat niet minder dan 10 procent van de bevolking wel eens hallucineert. „De meesten hebben er geen last van. Het is als het in gedachten iets uitspreken, met je innerlijke stem; maar zij horen die stem net zo duidelijk als wanneer iemand hardop praat.”
Bij 1 à 2 procent van de bevolking zijn de hallucinaties soms zo sterk en levendig dat iemand erdoor in de war raakt en niet meer goed kan functioneren. Er is dan sprake van een psychose. Deze stemmen zijn duidelijk anders dan de hallucinaties van degenen die er geen hinder van ondervinden, aldus de psycholoog. „Ze zijn indringender, komen vaker voor en spreken veelal negatief over de patiënt. Soms in de derde persoon, alsof het over iemand anders gaat. Ook heeft de patiënt het gevoel dat de stemmen macht hebben, zeker als ze opdrachten geven.”
Lang dachten psychiaters dat de hallucinaties van mensen met schizofrenie losstonden van hun emoties. Inmiddels is echter duidelijk dat de waanbeelden of de stemmen veelal zijn te herleiden tot angsten van de patiënt of flarden van herinneringen.
Het afgelopen decennium hebben beeldvormende technieken, zoals MRI, het onderzoek naar geestesziekten in een stroomversnelling gebracht. Wetenschappers kunnen hiermee namelijk zien welke hersengebieden bij patiënten anders werken dan bij gezonde mensen. „De hersenen zijn ons meest complexe orgaan. Schizofrenie is van de geestesziekten misschien wel weer de meest complexe. Er is namelijk niet één hersengebied aangedaan of iets mis met één neurotransmitter – signaalstof.”
Waar het onderzoek met psychiatrische patiënten zich de komende jaren op zal toespitsen, zijn de duizenden zenuwbanen die de verschillende hersengebieden met elkaar verbinden, verwacht Aleman. „Die connectiviteit is bij alle mensen met schizofrenie gestoord.”
Wat de hoogleraar in ”Hersenspinsels” niet expliciet noemt, maar wat de lezer tussen de regels door wel merkt, is dat hij met dit boek het stigma dat op schizofrenie rust, wil wegnemen. „Deze patiënten zijn niet per definitie gek, onberekenbaar en tot niets in staat.”
Psychiaters gingen er lange tijd van uit dat schizofrenie niet te genezen was, hooguit onder controle te krijgen. „De feiten weerspreken dat”, aldus Aleman. Veel mensen die één psychose meemaken, kunnen met de juiste begeleiding goed zelfstandig functioneren, zij het niet altijd meer op het oude niveau. Een derde van de patiënten herstelt helemaal en heeft geen last meer van psychoses.
Mede n.a.v. ”Hersenspinsels”, André Aleman; uitg. Atlas, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 450 1726 6; 222 blz.; € 19,95.
Verschillende varianten
Psycholoog André Aleman sluit niet uit dat specialisten over een paar jaar verschillende vormen van schizofrenie onderscheiden. „Nu krijgt iedereen de slechtste diagnose.”
Sommige mensen krijgen één keer een psychose en herstellen daarna volledig.
Daarnaast zijn er patiënten bij wie de ziekte zich ernstiger uit, maar die zich met behandeling goed kunnen redden en ook wel volledig herstellen.
Een aparte categorie vormen de patiënten met ‘chronische’ schizofrenie, zegt Aleman. „Zij hebben veel negatieve symptomen: ze hebben weinig plezier in het leven, vertonen geheugen- en concentratiestoornissen, zijn vaak apathisch en futloos. De genetische component is bij deze vorm sterker dan bij de andere varianten. Het zou zelfs een andere ziekte kunnen zijn.”