„Driedeling Heidelbergse Catechismus heeft lutherse oorsprong”
EMDEN – De indeling van de Heidelbergse Catechismus in ellende, verlossing en dankbaarheid heeft niet een gereformeerde maar een lutherse oorsprong. Dat stelt prof. dr. Lyle Bierma, hoogleraar systematische theologie aan Calvin Theological Seminary in het Amerikaanse Grand Rapids.
In de Johannes a Lasco Bibliotheek in de Duitse stad Emden begon gisteren een driedaags congres over de Heidelbergse Catechismus, geschreven in 1563 door de theologen Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus. Aan het congres, gehouden in de aanloop naar het herdenkingsjaar 2013, nemen zo’n veertig wetenschappers uit Duitsland, Zwitserland, Nederland en de Verenigde Staten deel.
Prof. Bierma ging na waar de onderverdeling van de Heidelbergse Catechismus in ellende, verlossing en dankbaarheid vandaan komt. Veel kerkhistorici denken dat Olevianus en Ursinus zich baseerden op de lutherse catechismus uit de Palts (1558), de belijdenis van Beza (1560) of de Kleine Catechismus (1561), maar volgens prof. Bierma heeft de driedeling veel oudere papieren en komt die al voor in tal van catechetische werken, gebedenboeken en belijdenissen uit de jaren twintig van de zestiende eeuw.
De verdeling in ellende, verlossing en dankbaarheid komt bovendien vaker voor in de lutherse dan in de gereformeerde (calvinistische) traditie, stelde prof. Bierma. „En dan met name bij Luther en Melanchthon. In een verhandeling over de Tien Geboden uit 1520 schrijft Luther dat iemand drie dingen moet weten om gered te worden. De wet ontdekt hem aan zijn ziekte, de Apostolische Geloofsbelijdenis geeft hem het medicijn en door het Gebed des Heeren leert hij op Christus te vertrouwen en door het geloof te leven.”
Prof. dr. Peter Opitz uit Zürich bracht daar tegen in dat de brief aan de Romeinen óók een structuur van ellende, verlossing en dankbaarheid kent. „Je vindt die dus ook terug in de gereformeerde commentaren op dit Bijbelboek. Je kunt dus niet zeggen dat deze driedeling vooral een lutherse achtergrond heeft.”
In de debatten over de christelijke leer in de zestiende eeuw kwam zo nu en dan ook de Heidelbergse Catechismus ter sprake, zo liet prof. dr. Irene Dingel uit Mainz zien. Zo waarschuwden lutherse theologen als Matthias Flacius Illyricus voor de gereformeerde uitleg van de rechtvaardiging, de doop, het avondmaal en de nederdaling ter helle, waartegen de Heidelbergse theologen zich weer verdedigden. Ook rooms-katholieke theologen keerden zich tegen het ‘ketterse’ leerboek.
De Heidelbergse Catechismus werd weliswaar fel bekritiseerd, maar kende al spoedig een grote verspreiding. „Blijkbaar voorzag de catechismus in een grote behoefte”, zei prof. dr. August den Hollander (Amsterdam). Binnen een jaar verschenen er twee Nederlandse vertalingen, onder meer van Datheen.
Het totaal aantal Nederlandse edities van de Heidelbergse Catechismus is moeilijk te schatten, aldus prof. Den Hollander. Vaak werden ze gebundeld met kerkordes, psalmen of gebeden. Het moet gaan om „tientallen” edities.
Inmiddels verschijnt de Heidelbergse Catechismus allang niet meer alleen in druk. In de ”Twittechismus” wordt de Catechismus in delen van maximaal 140 tekens via Twitter verstuurd. En Curtis „Voice” Allen bracht vorig jaar de Heidelberger rappend ten gehore op de predikantenconferentie van Sovereign Grace Ministries in de Verenigde Staten.
In Nederland werd de Heidelberger bijzonder positief ontvangen, zei prof. dr. W. Verboom, emeritus hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, vanmorgen. „Van meet af aan werd deze catechismus als tweede belijdenisgeschrift in de jonge gereformeerde kerk in ons land aangenomen, naast de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Tegelijk werd hij het belangrijkste leerboekje voor het geloofsonderricht in de leerdienst en in de catechese, aan jong en oud. De Heidelbergse Catechismus en de catechese in de gereformeerde kerk in Nederland zijn daarom niet los van elkaar te denken. Generatie aan generatie is opgegroeid met dit leerboekje. Het persoonlijk geloofsleven is erdoor gevormd. Toen de Synode van Dordrecht in 1618-1619 bijeen was, zeiden de Engelse afgevaardigden: Onze broeders op het vasteland hebben een boekje dat met geen tonnen goud te betalen is.”