Deense euroscepsis wortelt sterk in protestantisme
Denemarken ’viert’ deze maand dat het zich tien jaar geleden op vier belangrijke punten volledig buitenspel zette in de Europese Unie. In mei 1993 zei net iets meer dan de helft van de bevolking bij een referendum weliswaar alsnog ja tegen het Verdrag van Maastricht maar nee tegen de gemeenschappelijke valuta, de opbouw van een Europese defensie, de juridische samenwerking en een Europees staatsburgerschap.
De vier condities beginnen echter steeds meer te knellen naarmate de Europese trein voortdendert. De in november 2001 na achtenhalf jaar sociaal-democratisch bewind aangetreden liberaal-conservatieve regering maakt desondanks nog geen aanstalten de bevolking opnieuw te vragen om haar visie. De angst om andermaal een nee om de oren te krijgen is te groot. Nog in september 2000 deed zich zo’n situatie bij voorbaat al voor bij een volksraadpleging over de aansluiting bij euroland.
De Denen staan sinds het eerste negatief uitgevallen referendum over Maastricht in juni 1992 in Europa te boek als eurosceptici. Dat imago er sindsdien zeker niet beter op geworden. Sterker nog, de Denen zijn niet alleen sceptisch als het over de EU gaat, maar over alles wat uit het buitenland komt. Dat wordt althans geconstateerd in een zojuist verschenen rapport dat in opdracht van het Deense parlement is geschreven door het Instituut voor Internationale Studies in Kopenhagen.
Enkele honderden bladzijden lang geven daarin een serie knappe koppen van het instituut een analyse van de vraag of het inderdaad zo droevig is gesteld met de Deense ontvankelijkheid voor impulsen uit het buitenland. Het antwoord luidt bevestigend, zo blijkt uit de samenvattende presentatie van redacteur Hans Mouritzen. „De Denen zijn zelfgenoegzaam. Men huldigt het standpunt dat niemand ons wat hoeft bij te brengen.”
Ter illustratie voor die houding wordt niet alleen de euroscepsis genoemd, maar passeren ook een paar andere incidenten van de afgelopen jaren de revue. Zoals de mensenketen die bij de grens met Duitsland werd gevormd toen de regionale politici een euregio in het leven wilde roepen, de afkeer die grote delen van de bevolking ventileerden tegen ’Schengen’ en ook de in de internationale pers breed uitgemeten vreemdelingenangst. Die negatieve publiciteit ontstond toen de liberaal-conservatieve regering een tot anderhalf jaar geleden het immigratiebeleid aanscherpte.
Interessant detail is ongetwijfeld dat de onderzoekers in hun analyses een link trachten te leggen met het volgens hen diepgewortelde „onbewust fundamentalistische” protestantisme in Denemarken. Naar hun oordeel is de luthers-evangelische volkskerk (de ”Folkekirke”) „de meest protestantse in de hele protestantse wereld en staat zij bijna niet open voor ontmoetingen met andere geloofsrichtingen en godsdiensten.”
De ”eigenwijsheid” dan wel ”eigenzinnigheid” van de Folkekirke valt vanuit het perspectief van de analisten samen met die van de bevolking, waarvan ruim 84 procent geregistreerd is als lidmaat van deze kerk. Daarbij blijft wel de vraag open wat er nu eerst was: de eigenzinnigheid van de kerk of de geringe ontvankelijkheid van de bevolking voor nieuwe ontwikkelingen.
Het parlement vroeg om het rapport overigens in het kader van een breder project om uit te vinden welke kant het in deze nog jonge 21e eeuw op moet met de democratie. Volgens het rapport van het Instituut voor Internationale Studies zullen de politici er in ieder geval rekening mee moeten houden dat het imago dat de Denen zich sinds 1992-1993 met hun voortdurende afwijzing van de EU op de hals hebben gehaald, op den duur een paar schadelijke effecten zal hebben.
Eén daarvan is dat de Deense buitenlandse politiek het steeds moeilijker zal krijgen om de mensenrechten te bevorderen. Dat is echter nu juist wel iets waaraan in de buitenlandse politiek van dit land veel waarde wordt gehecht. Niet voor niets ging de bewindsman van Buitenlandse Zaken, Per Stig Møller, vorige week op eigen initiatief op rondreis langs een serie landen in het Midden-Oosten, om bij de leiders daarvan voor mensenrechten en vrede een lans te breken.
Een ander kwalijk effect zou zijn dat het Denemarken in toenemende mate moeite zal kosten om hooggekwalificeerde buitenlandse werknemers te interesseren voor een baan in hun land. Ook dat is iets waarvan de politici vinden dat het hoog op de agenda dient te staan.
De vier Deense voorbehouden tegen het Verdrag van Maastricht zijn ook zo pijnlijk voor de Deense regering omdat zij er zelf vorig jaar december op de Europese top in Kopenhagen alles aan heeft gedaan om de uitbreiding van de EU rond te krijgen. De nieuwe lidstaten streven straks Denemarken qua politieke inbreng in Brussel zonder meer voorbij.
Heel lang kan het daarom niet meer duren of de liberale premier Anders Fogh Rasmussen zal andermaal een poging moeten wagen om Denemarkens gedeeltelijk buitenspel staan via een referendum van tafel te krijgen. De waarnemers zijn er echter tegelijkertijd vast van overtuigd dat het dan wel een keuze zal worden tussen alles of niets, dat wil zeggen een keus tussen volledig in de EU of helemaal niet in de EU.