Economie

Fiscus beschermt monumentaal pand

Veel belastingplichtigen zullen een dezer maanden weer hun jaarlijkse aangifteverplichtingen voldoen door het indienen van de aangifte inkomstenbelasting. Ondanks het feit dat de Nederlandse belastingmoraal buitengewoon goed is, wil niemand te veel belasting betalen.

Bram Cornelissen
24 February 2011 08:19Gewijzigd op 14 November 2020 13:49
Foto ANP
Foto ANP

Door gebruik te maken van de juiste fiscale faciliteiten in de Wet op de inkomstenbelasting kun je al snel een belastingvoordeel behalen. De belangrijkste faciliteit hiervoor, opgebouwd uit meerdere aftrekposten, is de persoonsgebonden aftrek.

De persoonsgebonden aftrek is voor de overheid bij uitstek een instrument om bepaalde economische activiteiten te stimuleren. Omdat de Nederlandse overheid –vanuit (cultuur)historisch perspectief– belang hecht aan het in stand houden van rijksmonumenten, zijn kosten van monumentenpanden in beginsel en onder voorwaarden dan ook fiscaal aftrekbaar.

Niet voor elk pand geldt de aftrekpost. Een monumentenpand in de zin van deze fiscale faciliteit is een pand dat is vermeld in een zogenaamd monumentenregister. De aftrek van uitgaven aan monumentenpanden ziet enkel op het monument en dus niet op gebouwen die niet in een register staan ingeschreven. De minister van Cultuur wijst monumenten aan, die in de registers kunnen worden ingeschreven.

De aftrek van uitgaven voor monumentenpanden hangt af van de kwalificatie van het pand. Indien het monumentenpand een eigen woning is (en dus als hoofdverblijf wordt bewoond door de belastingplichtige) wordt het bedrag van de kosten, lasten en afschrijvingen als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen verminderd met 0,75 procent (percentage 2010) van de eigenwoningwaarde volgens de WOZ-beschikking die betrekking heeft op dat jaar. Deze vermindering bedraagt minimaal 100 en maximaal 13.300 euro.

Wat zijn in dit kader kosten, lasten en afschrijvingen? Met kosten wordt gedoeld op uitgaven voor onderhoud met het doel een monumentenpand in bruikbare staat te brengen (”de oorspronkelijke staat”) en te houden. Kosten van verbetering of zelfs ”radicale of totale vernieuwing” zijn niet aftrekbaar. Van een ”verbetering” is volgens ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, sprake als er aan een pand een wezenlijke verandering is aangebracht, waardoor het naar inrichting, aard of omvang een wijziging ondergaat. Vervanging van versleten onderdelen door gelijkwaardige onderdelen –maar dan van moderne aard– is in het algemeen dus géén verbetering. Dit kan splitsing van kosten tot gevolg hebben. Stel: Een oude versleten stenenvloer wordt vervangen door een soortgelijke vloer, maar met vloerverwarming. Een deel van de kosten is dan onderhoud, dus aftrekbaar. De vloerverwarming is verbetering, en daarmee niet aftrekbaar.

In de praktijk blijkt het onderscheid tussen kosten van onderhoud en van verbetering lastig. Hoe moet bijvoorbeeld worden omgegaan met de kosten van het herbouwen van een monumentale boerderij die door stormschade is verwoest, maar waarbij gebruik wordt gemaakt van de originele oude materialen? De Hoge Raad heeft vorig jaar een uitspraak gedaan in een dergelijke casus. De kosten zijn niet aftrekbaar, omdat er in deze situatie volgens de Hoge Raad sprake was van nieuwbouw en van radicale bouwkundige veranderingen ten opzichte van de situatie vóór de stormschade.

De kosten die worden gemaakt ter financiering van een eigen woning zijn overigens aftrekbaar via de reguliere regels van de hypotheekrenteaftrek. Deze aftrek vermindert de belastingheffing in box 1 van de inkomstenbelasting.

Met ”lasten” wordt gedoeld op eigenaarslasten ter zake van het monumentale pand, te weten het eigenaarsdeel van zakelijke belastingen, zoals de gemeentelijke onroerendezaakbelasting, rioolrechten, baatbelasting, waterschapslasten en premielasten voor opstal- en brandverzekeringen. Deze zijn aftrekbaar als ”uitgaven voor monumentenpanden”.

”Afschrijvingen” worden forfaitair bepaald. Jaarlijks kan 15 procent van het bruto-eigenwoningforfait worden meegenomen ter bepaling van de uitgaven voor monumentenpanden. Het bruto-eigenwoningforfait is de eigenwoningwaarde volgens de WOZ-beschikking die betrekking heeft op dat jaar, vermenigvuldigd met 0,75 procent en het voor de woning geldende forfaitpercentage in box 1 (inkomen uit werk en woning) van de inkomstenbelasting. Dit forfaitpercentage is veelal 0,55 procent van de eigenwoningwaarde. In de berekening van het bruto-eigenwoningforfait is de maximale eigenwoningwaarde 1 miljoen euro.

Voor een monumentenpand dat als box 3-bezitting in de inkomstenbelastingheffing wordt betrokken, geldt dat alleen de (onderhouds)kosten aftrekbaar zijn. De aftrekpost wordt verminderd met 4 procent van de waarde in het economische verkeer van het pand. De waarde in het economische verkeer is de waarde die de belastingplichtige voor de heffing in box 3 in aanmerking dient te nemen en is dus anders dan de waarde vermeld op de WOZ- beschikking. Eventuele rente op financieringen van het pand is niet aftrekbaar.

De auteur is werkzaam bij de belastingadviespraktijk van PwC. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl

Meer over
Fiscaliteiten

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer