„Geadopteerde kinderen zijn ook eigen kinderen”
Haar uitspraken prikkelen. „Adoptiekinderen zijn geen tweede keus; adoptieouders wel.” Of deze: „Ergens op de wereld komt een moeder een kind tekort.” Annerieke Berg-de Boer, adoptiezus en adoptiemoeder, strijdt tegen vooroordelen over wat in de volksmond ”aangenomen kinderen” heet. „Waarom wordt er nooit gepreekt over Psalm 68:6 en 7?”
Berg (37) groeide op in een gezin met vijf biologische en twee geadopteerde kinderen. Nu is ze zelf moeder van een gemengd gezin. Ze vermijdt het woord ”eigen” om het verschil tussen haar twee biologische en twee geadopteerde kinderen aan te duiden. „Alle vier zijn ze m’n eigen kinderen. Ik ga voor hen door het vuur. Het maakt mij niet uit of er een biologische band is of niet.”
Was Berg van huis uit vertrouwd met adoptie, haar man René niet. „Hij had er zelfs nooit over nagedacht. Gesprekken erover liepen soms hoog op. Ik heb beloofd een jaar over het onderwerp te zullen zwijgen. Voordat die tijd voorbij was, stemde René ermee in een adoptieprocedure te beginnen.”
Eind goed, al goed, maar wat als het antwoord ”nee” was geweest? Berg: „Dan zou dat voor mij heel moeilijk zijn geweest. Ik heb steeds gezegd: er zijn zo veel kinderen op de wereld die een papa en mama nodig hebben en ik heb lege armen. Maar ik zou zijn beslissing gerespecteerd hebben. Absoluut. Onze liefde voor elkaar is belangrijker dan een kind erbij.”
Hoewel meestal de vrouw over adoptie begint, moet de keus ervoor een beslissing van beide partners zijn, benadrukt Berg. „Een kind adopteren om de ander te plezieren is helemaal fout.” Ze ervaart de houding van haar man achteraf als heilzaam. „Ik was dolenthousiast, hij remde mij af. Zo van: Hallo zeg, blijf wel even met beide benen op de grond.”
Mede door haar afgelopen najaar verschenen boek ”Kwetsbaar begin” en haar weblog op internet komt Berg veel in contact met ouders die adoptie overwegen. „Vooral vrouwen worstelen er soms echt mee. Het onderwerp beheerst hun leven. Dat is niet wenselijk, maar ik begrijp het helemaal. Vooral als de adoptiewens voortkomt uit ongewilde kinderloosheid.”
Adoptiekinderen opvoeden is nog moeilijker dan biologische kinderen opvoeden, stelt Berg. „Het kost heel veel liefde, geduld en inlevingsvermogen. Deze kinderen zijn in hun vertrouwen ooit beschaamd. Ze hebben een knauw gekregen; zijn afgestaan door hun moeder, opgevangen in een tehuis of pleeggezin, weer overgeplaatst en kunnen daardoor tobben met verlatingsangst en hechtingsproblemen. Onze Nina uit China sliep ’s nachts boven op me, want stel je voor dat mama weg zou gaan. Ze hing aan me als een aapje. Dat lijkt schattig en lief, maar is een serieus probleem.”
Dat haar adoptiekinderen opgroeien naast biologische kinderen ziet Berg niet per se als een voordeel. „Het is voor de kinderen zelf eerder lastig. Onze biologische zoons Tom (16) en Marthijn (10) zijn rustig, leren makkelijk en gaan flierefluitend door het leven. Zet daar Daniël (11) uit Colombia en Nina (6) eens naast. Daniël is extreem vroeg geboren en kampt met een ontwikkelingsachterstand. Nina is slim, maar mist een onderarm. Het is voor hen best wel eens moeilijk dat hun Nederlandse broers het zo veel makkelijker hebben.”
Adoptie is omgeven met vooroordelen. Eén ervan: je haalt een probleemkind in huis en vroeg of laat gaat het fout. Berg: „Gelukkig worden de vooroordelen minder, mede dankzij de enorme media-aandacht. Denk aan populaire tv-programma’s zoals Spoorloos en Vermist, maar ook aan de vele mailgroepen en weblogs. Als je bij Google het woord ”adoptie” intikt, krijg je zo honderd websites.”
Het positieve gevolg van de aandacht is volgens Berg dat mensen een „beter beeld” krijgen van wat adoptie werkelijk inhoudt. „Het is gelukkig niet probleem na probleem en uiteindelijk uithuisplaatsing. Ook raakt adoptie door de aandacht ervoor meer geaccepteerd. Ik merk zelden dat m’n kinderen geplaagd worden of vervelende opmerkingen te horen krijgen over hun adoptie. Natuurlijk vragen andere kinderen wel eens: Waarom heeft jouw moeder jou weggegeven? Maar dat is wat anders dan vijandigheid.”
De verbeterde beeldvorming vertaalt zich niet in een toename van het aantal adopties, weet Berg. „Dat heeft met het veranderde beleid te maken. Sinds een aantal jaar wordt in veel adoptielanden eerst geprobeerd een oplossing voor het kind in het land zelf te vinden. Daardoor is het aanbod flink teruggelopen. Vooral mensen die een gezond kind van jonger dan één jaar willen, zullen hun verwachtingen moeten bijstellen. Deze kinderen zijn bijna niet beschikbaar voor internationale adoptie. Er is veel vraag naar adoptieouders voor oudere ”special need-kinderen”; kinderen die speciale zorg behoeven vanwege een handicap.”
Wel of geen zoektocht naar de wortels: die vraag ligt voor elk adoptiekind verschillend. Berg: „Er zijn kinderen die al vanaf hun vierde jaar elke week een keer vragen waar ze vandaan komen. Anderen hebben het nergens over, of komen pas in de puberteit met deze vraag.”
Berg vindt dat adoptieouders de taak hebben open te zijn over de afkomst van hun kind. „Wij zijn vorig jaar met Nina naar China geweest omdat haar pleegmoeder, 80 jaar, nu nog in leven is. We hebben haar biologische moeder niet kunnen vinden, maar hebben wel veel informatie verzameld, tot aan het eerste uur na haar geboorte. We weten waar ze te vondeling is gelegd, welke kleren ze droeg en wat voor briefje er bij haar lag. Als Nina daar later iets mee wil, dan kan dat. In december hopen we met Daniël naar Colombia te gaan. Zie het als de voorbereiding op een eventuele zoektocht naar z’n roots.”
Niet de adoptiekinderen, maar hun ouders hebben reden om „nederig en dankbaar” te zijn, stelt Berg. „Het was nooit de bedoeling dat deze kinderen in een ander land zouden opgroeien. Ze hebben alles moeten verliezen om hier te zijn. Als je dat beseft, kijk je met andere ogen naar je kind. Het trof me in een van de interviews in deze krant dat een adoptiekind in Indonesië kwam, daar de geuren opsnoof, de mensen zag en voelde: Hier ben ik thuis! Zo ingrijpend is het dus als je geadopteerd bent.”
Juist onder christenen zou adoptie meer moeten leven, vindt Berg. „In onze kerkelijke gemeente, de Nederlands gereformeerde kerk in Zeewolde, met 600 leden zijn er drie adoptiegezinnen. Dat is niet veel. Ik heb nog nooit een preek over Psalm 68:6 en 7 gehoord: „God is een Vader der wezen en zet de eenzamen in een huisgezin.” God heeft daar handen bij nodig; die handen zijn wij, mensen. En laten we niet vergeten dat God ons tenslotte ook heeft geadopteerd; als Zijn kinderen.”
Dit is het laatste artikel in een serie over adoptiekinderen. Kijk op www.debergjes.blogspot.com voor de weblog van Annerieke Berg.
Adoptievereniging AVGG wil toerusting uitbouwen
De Adoptie Vereniging Gereformeerde Gezindte (AVGG) bestaat dertig jaar en telt op dit moment zo’n 230 leden. De vereniging, met SGP-Kamerlid Kees van der Staaij als voorzitter, houdt twee keer per jaar een landelijke vergadering en organiseert daarnaast huiskamerbijeenkomsten in Capelle aan den IJssel, Nunspeet en wisselende plaatsen in Zeeland.
Secretaris Johan de Graaf: „Op de landelijke bijeenkomsten nodigen we vaak een deskundige van buiten eigen kring uit. De onderwerpen zijn afwisselend technisch van aard, bijvoorbeeld over de procedure om te gaan adopteren, en meer inhoudelijk, bijvoorbeeld over het nut van rootsreizen.”
De huiskamerbijeenkomsten lenen zich vanwege „de informele sfeer” prima om persoonlijke ervaringen rond adoptie uit te wisselen, reisverslagen van elkaar te horen en ethische kwesties te behandelen. De Graaf: „Dan denk ik aan wat de Bijbel zegt over adoptie en de vraag of geadopteerde kinderen gedoopt mogen worden.”
Hoewel dat laatste volgens De Graaf inmiddels „breed” wordt geaccepteerd, komt hij nog steeds mensen tegen die hiermee „worstelen.” Een voorbeeld? „De Gereformeerde Gemeenten in Nederland hebben nog niet zo lang geleden opnieuw uitgesproken dat het dopen van adoptiekinderen niet is toegestaan.”
De leden van de AVGG zijn gezinnen, dus de adoptieouders én hun geadopteerde kinderen. De Graaf: „Hun betrokkenheid is groot. Tegelijk zie je dat als de adoptiekinderen zelf volwassen worden, hun ouders na verloop van tijd afhaken. Gelukkig komen er ook nieuwe leden bij, zodat de vereniging stabiel blijft.”
Om de jonge leden een eigen plek te geven, kent de AVGG een jongerenafdeling met de naam ”A Dieu” die uit zo’n veertig leden bestaat. De Graaf: „Als je het woord adoptiejeugd snel uitspreekt, klinkt dat een beetje als A Dieu. Er zit natuurlijk ook een diepere gedachte achter: A Dieu betekent Gode bevolen.”
Toerusting van ambtsdragers en leerkrachten ziet de AVGG als speerpunt. De Graaf: „In 2008 hielden we twee regiobijeenkomsten voor ambtsdragers, onder meer over het pastoraat bij adoptieouders en hun kinderen. We hopen dit initiatief een vervolg te geven en in de richting van het onderwijs uit te bouwen. Leerkrachten zijn belangrijke schakels in het volgen van de ontwikkeling van het adoptiekind.”
Het is lastig voor de AVGG om ingang te vinden bij bestaande onderwijsinstanties, ervaart De Graaf. „Wel zijn we onlangs door een overkoepelende onderwijsorganisatie benaderd om mee te werken aan een landelijk zorgplan waarin ook een hoofdstuk over adoptie moet komen.”
De Graaf heeft een dubbel gevoel bij de toegenomen media-aandacht voor adoptie. „Die heeft er zeker toe bijgedragen dat adoptie meer wordt geaccepteerd. Tegelijk zie je dat sommige media graag inzoomen op de negatieve uitwassen, zoals laatst het misbruik van adoptiekinderen in Hendrik-Ido-Ambacht.”