Edelmoedige helden, laaghartige verraders
Jelle Piebes, Hotse Hiddes, Lubbert Klazes. Onvergetelijke karakters schiep Sibe van Aangium in zijn jeugdboeken, echte Friezen met een onverwoestbare liefde voor het vaderland, maar ook laaghartige verraders. Intussen voerde de auteur zelf een geheel andere strijd dan zijn hoofdpersonen. In het echte leven, waarin hij Hendrik Steen heette, stond hij als predikant midden in de conflicten die de Gereformeerde Kerken tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw verdeelden.
Buiten is het aardedonker. Maar door de hartvormige openingen in de luiken schijnt het licht van een petroleumlamp. Binnen zitten de mensen bij de kraantjeskoffiepot. Ze drinken échte koffie met échte suiker -allemaal gesmokkeld-, ze eten oudewijvenkoek en de mannen roken een lange pijp terwijl ze de toestand van het vaderland bespreken. Veel te luid helaas. Want achter het raam staat, zijn oor tegen de luiken gedrukt, Jelle Piebes de verrader. Het is een tafereel dat iedere lezer van Sibe van Aangiums boeken zal herkennen. De Franse bezetting aan het begin van de negentiende eeuw, de vurig Oranjegezinde hoofdpersonen die tabak, koffie, thee en suiker smokkelen bij het leven, de stille verklikkers, de listen en lagen van beide partijen. Ze vormen de ingrediënten van Van Aangiums beide trilogieën over de Franse tijd: ”De smokkelaars van de Schans” en ”De zwarte mus”. Maar wie denkt dat het hier om platte avonturenverhalen gaat -lekker spannend en verder geen diepgang- vergist zich. Neem bijvoorbeeld de geschiedenis van Anna uit ”De smokkelaars van de Schans”, die een onmogelijke liefde koestert voor een Franse luitenant. Daardoor jaagt ze haar ouders tegen zich in het harnas, daardoor ziet ze haar broers weggevoerd in het leger van Napoleon, en het kost veel strijd en tranen voordat Anna iedereen kan vergeven en alles zich ten goede keert. Of neem de bekende ”Hotse Hiddes”-trilogie, waarin de hoofdpersoon -wiens verloofde op de brandstapel gestorven is- van een wraakzuchtige watergeus verandert in een zachtmoedig christen die zich bekommert om zijn vijanden. Hoeveel moeite hem dat ook kost. Niet voor niets was Sibe van Aangium, die in werkelijkheid Hendrik Steen heette, in het dagelijks leven predikant van beroep. Hoe spannend de verhalen die hij bedacht ook mochten zijn, hij verzuimde niet om zijn lezers een duidelijke boodschap mee te geven. ”Hebt uw vijanden lief”, bijvoorbeeld. Haat en wraak zijn uit den boze, alleen de liefde overwint alle dingen. En zelfs voor verraders is er vergeving mogelijk.
Kuyper
De weg naar de kansel lag voor Hendrik Steen uit Anjum niet bepaald voor de hand. Na de lagere school kwam hij in de timmerwerkplaats van zijn vader terecht. Hij bouwde huizen en bruggen, maar toen hij negentien was, ging hij studeren. Eerst aan het gymnasium in Kampen, daarna aan de Theologische School van de Gereformeerde Kerken en aan de Vrije Universiteit. Hij moet een begaafd student zijn geweest: later, in 1937, promoveerde hij aan de universiteit van Münster cum laude op een proefschrift met de titel ”Das Leib-Seele-Problem in der Philosophie Hollands im 19. und 20. Jahrhundert”. Inmiddels was hij predikant geworden, eerst in de gereformeerde kerk van Zoutkamp, daarna achtereenvolgens in die van Den Helder en Andijk. Gereformeerd was hij met hart en ziel, zoals blijkt uit de boeken die hij onder zijn eigen naam, dr. H. Steen, publiceerde. Hij schreef bijvoorbeeld een geschiedenis van de Doleantie in Anjum, ”Uit fel bewogen dagen”, waarin hij zich een groot verdediger van Kuyper en zijn volgelingen toonde. Er was geen spráke van een afscheiding, de dolerenden werden in Anjum gewoon uit de kerk geworpen! Later nam hij stelling in het conflict dat tijdens de oorlogsjaren de gereformeerden verdeelde. Zelfs nog na zijn dood herinnert een collega-predikant in zijn ”In memoriam dr. H. Steen” (Jaarboek Gereformeerde Kerken, 1954) uitdrukkelijk aan zijn strijdbaarheid: ”De kerkelijke strijd binnen de gereformeerde kring, vooral in Groningen, helaas zo fel gestreden, ging niet langs hem heen. Met woord en geschrift stond hij midden in die strijd en getuigde vaak op scherpe wijze van zijn standpunt.” Dat blijkt dan ook uit zijn ”Open brief aan prof. dr. K. Schilder” en zijn boek ”Kerk en kerken; de kerkrechtelijke opvattingen der bezwaarden, getoetst aan Schrift en belijdenis en K.O”. Hij schreef echter ook studies over andere onderwerpen, bijvoorbeeld ”Persoon, geest en ziel”, ”Philosophia deformata”, ”Op catechisatie”.
Nachtelijke uren
Iemand die dergelijke geleerde boeken schreef, en bovendien een grote gemeente diende -in Andijk had hij alleen de zorg voor zo’n 1900 zielen-, kan nauwelijks vrije tijd gehad hebben. Toch vond dominee Steen af en toe een uurtje om zich met zijn grote liefhebberij bezig te houden: geschiedenis. En dan vooral de geschiedenis van zijn geboortedorp en omstreken. Zondags na kerktijd vertelde hij er zijn kinderen over, spannende verhalen over Anjum in de Franse tijd. Het kon niet uitblijven: die verhalen groeiden en groeiden, en uiteindelijk werden ze op papier gezet. Uit liefhebberij, en ook omdat enige extra inkomsten in het groeiende gezin zeer welkom waren. Tijd had de dominee er niet voor, daarom schakelde hij over op de nachtelijke uren. Zo ontstond de eerste trilogie, ”De smokkelaars van de Schans”, waarmee de auteur 200 gulden verdiende. Tal van andere jeugdboeken zouden volgen, waarbij de schrijver zich steeds bediende van het pseudoniem Sibe van Aangium. Kennelijk vond hij het nodig om onderscheid te maken tussen de geleerde boeken die hij onder zijn eigen naam publiceerde en de spannende verhalen voor de jeugd. Intussen was dat pseudoniem redelijk doorzichtig: ”Sibe” was zijn studentennaam en ”Aangium” de oude naam voor het dorp Anjum. Wie ds. Steen kende, moet onmiddellijk begrepen hebben dat hij dezelfde was als Sibe van Aangium.
Landschap
Een enigszins romantische inslag mag hem als schrijver niet ontzegd worden. Zijn liefde voor de natuur en de geschiedenis uitte zich in uitvoerige -om niet te zeggen langdradige- beschrijvingen van de historie en lyrische lofzangen op het Friese landschap. Als geen ander wist hij bijvoorbeeld het genot van een schaatstocht op de lezer over te brengen: prachtig ijs, frisse vrieslucht, de wind in de rug, lange halen van de schaatsen - om nog maar te zwijgen van de schoonheid van de bevroren vaarten, de besneeuwde rietkragen, de torens en molens in het wijde landschap. Tegen de achtergrond van dat decor beschrijft hij gloedvol de edelmoedigste daden, de onmogelijkste liefdes, de scherpzinnigste listen en het laaghartigste verraad. Zwart tegenover wit. Hoewel, de hoofdpersonen kunnen in de loop van het verhaal wel degelijk tot inkeer komen en zodoende toch enige ontwikkeling doormaken. Eén ding is in ieder geval duidelijk: ten diepste gaat het in alle boeken van Sibe van Aangium om de strijd tussen goed en kwaad. Geen wonder dus dat hij de stof voor zijn verhalen -hij schreef er een stuk of twintig- putte uit de meest dramatische perioden van de vaderlandse geschiedenis. De Tachtigjarige Oorlog (”Hotse Hiddes”), de Franse tijd (”De smokkelaars van de Schans” en ”De zwarte mus”), de Belgische opstand (”De spionnen”) en de Tweede Wereldoorlog (”De houtdieven” en ”Het verraad van Simon Ages”). De plaats van handeling is onveranderlijk Anjum - met hier en daar een uitstapje naar Groningen of Schiermonnikoog. Slechts één verhaal voor volwassenen publiceerde Sibe van Aangium. Dat verscheen begin jaren vijftig als feuilleton in het Friesch Dagblad: ”Sjouk van Holdinge”, een Anjumse geschiedenis uit de periode van de Tachtigjarige Oorlog.
Ziekte
Ds. Steen was nog niet oud, toen bleek dat hij aan een ernstige nierziekte leed. Op 46-jarige leeftijd ging hij al met emeritaat, waarna hij vanuit het Groningse Haren nog een paar jaar hulpdiensten verleende in de omgeving. Ook het schrijven hield hij zo lang mogelijk vol. ”Wat moet het voor deze man betekend hebben”, schreef de al eerder genoemde collega-predikant in zijn ”In memoriam dr. H. Steen”, ”toen hij zich bewust werd dat een niet te genezen kwaal hem aangreep! Langzaam maar zeker werd z’n motorisch vermogen gestoord, eerst physiek, maar steeds duidelijker ook psychisch. Hoe kon juist in die tijd, toen het vuur van zijn dynamische geest begon te doven, het verlangen om te blijven preken hem verteren! Wat een moeilijke weg heeft God hem doen gaan in de aangrijpende afbraak van zijn heldere brein en zijn athlethisch gebouwde gestalte! Totdat, na jaren, het einde kwam en God, die hem de levensopdracht gaf, Zijn beloften van genade en eer aan hem vervulde.”
Hij stierf in 1953, nog geen 58 jaar oud.