„Verborgen bètatalent beter benutten”
GRONINGEN (ANP) – In het Nederlandse onderwijs loopt veel meer bètatalent rond dan wordt aangenomen. Toch is de instroom van bèta’s te laag. Om de verborgen talenten van deze studenten beter te benutten, moet er een onafhankelijke toets komen nog voor de profielkeuze in het voortgezet onderwijs, bepleit Hanke Korpershoek. Zij promoveert 17 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Weinig leerlingen kiezen voor bètavakken. Dit heeft niets te maken met gebrek aan talent voor deze vakken, ontdekte Korpershoek. „Een aanzienlijk deel van de leerlingen had prima voor een bètastudie kunnen kiezen.” Een van de oorzaken is dat Nederlandse leerlingen al op jonge leeftijd (op hun 15e) een keuze moeten maken. „Naarmate je beter wordt in iets, neemt de motivatie voor zo’n vak ook toe. In die zin is het zeker te beargumenteren dat leerlingen een vak als wiskunde B langer moeten volhouden.”
Voor het onderzoek van Korpershoek maakten leerlingen, ongeacht hun profielkeuze, drie tests. Hieruit bleek dat minstens 20 procent van de vwo-leerlingen en 23 procent van de havo-leerlingen hun bètatalent onderbenut laat. Deze leerlingen scoorden even hoog of zelfs hoger dan de gemiddelde leerling die wel voor een bètaprofiel kiest.
Vooral meisjes laten het bètaprofiel links liggen, constateert Korpershoek. Slecht 3 procent kiest voor een Natuur- en Techniekprofiel (NT). „Zij krijgen vaak pas een NT-advies als ze gemiddeld een zeven staan voor bètavakken. Jongens krijgen een dergelijk advies al bij een gemiddelde van een zes. Met een onafhankelijke toets zorg je voor een minder gekleurd advies.”
Dit geldt ook voor studenten in het hoger onderwijs, aldus Korpershoek. Een op de tien niet-bètastudenten zou beter passen bij een bètastudie dan bij de uiteindelijk gekozen studie. Ook dit geldt met name voor meisjes. „Ook hier is dus sprake van onbenut bètatalent.”