Tunesië: een land van vacuüms
Het Tunesië van na de revolutie is een land van vacuüms. Wat de toekomst brengt is nog onzeker, betoogt Robert Harrison.
De revolutie in Tunesië was een revolutie van het volk. Ze kende geen duidelijke leiders, er waren weinig sleutelfiguren. De omwenteling begon met een roep om banen en een einde aan de corruptie. Maar na enkele tumultueuze dagen leerden de betogers de woorden te formuleren die niemand op zijn lippen had durven nemen: „Ben Ali moet weg!” En zo werd een van de sterkste leiders van Afrika en een van de ogenschijnlijk meest stabiele regimes weggeveegd.
De Tunesiërs merken dat ze zich in een gebied begeven hebben dat nog niet in kaart is gebracht. De oude landkaarten zijn niet langer bruikbaar, maar er zijn nog geen nieuwe. Of, om het met andere woorden te zeggen: Tunesië is op dit moment een land van vacuüms.
Leiderschap
Er is een vacuüm op het gebied van leiderschap. Geen enkele politieke of religieuze groepering durft de verantwoordelijkheid te claimen voor de revolutie. Ze zou onmiddellijk door het volk gemeden worden. In een land waar tientallen jaren alleen ”de Partij” het voor het zegen had, wordt de Partij nu in diskrediet gebracht. Maar de Partij controleerde wel alle media, en tegenstemmen werden het zwijgen opgelegd. Niemand weet dus wat anderen echt geloven.
De belofte is gedaan dat er binnen een halfjaar vrije verkiezingen worden gehouden. Het zal echter moeilijk worden om deze te baseren op een correcte kennis van de politieke agenda’s van de kandidaten. Het ligt voor de hand dat er een of andere coalitieregering gevormd zal worden, maar het kan jaren duren voordat de politieke krachtsverhoudingen gestabiliseerd zijn. De Tunesiërs hebben geen idee van wat een coalitie inhoudt. De gebeurtenissen in Joegoslavië na Tito of in Irak na Saddam Hussein zijn waarschuwingen van wat er kan gebeuren als een dictator aan de kant wordt gezet.
Ideeën
Er is een vacuüm op het gebied van ideeën. De mensen zijn blij met de verworven vrijheid. „Voor het eerst kan ik nu zeggen wat ik denk”, zo verwoordde een vrouw het. Een medewerker van een luchtvaartmaatschappij zei tegen mij: „Tunesiërs willen graag dat je hun verteld wat ze moeten doen. We willen niet zelf de verantwoordelijkheid nemen voor onze beslissingen.” Dat is de erfenis van een dictatuur en de angst voor autoritaire beheersing.
Maar nu is er vrijheid. Wat gaat Tunesië daarmee doen? Op dit moment is er een vloedgolf aan stakingen, iets wat vroeger nauwelijks werd getolereerd. En er is vrijheid om te demonstreren, dus zijn er demonstraties. Er heerst een soort feest van de vrijheid. Maar het zal tijd kosten om te leren wat de kernideeën zijn van een democratie: respect voor de opvattingen van mensen met wie je het niet eens bent, zuivere argumentenuitwisseling, publiek debat zonder geweld, vrije media en leiderschap zonder repressie.
Kennis
Er is ook een vacuüm op het gebied van kennis. In een commentaar schreef Hmida Ben Romdhane, hoofdredacteur van de krant La Presse, onder de kop ”Mea culpa”: „De dictators Burguiba en Ben Ali hebben de pers, en in het bijzonder La Presse gebruikt, om hun bijzonder grote ego’s te dienen; de ego’s van de slechts twee presidenten die Tunesië heeft gehad in meer dan een halve eeuw.” Gedurende die periode verscheen er in de pers niets wat beide heren onwelgevallig was. Alles wat maar even als gevaarlijk of te kritisch werd beschouwd, werd afgezwakt. Tunesiërs wisten gewoonweg niet wat er in hun land gebeurde.
Enkele dagen geleden ging een groep jonge Tunesische christenen naar het Habib Burguibaplein in het centrum van Tunis. Dit plein, tegenover het gehate ministerie van Binnenlandse Zaken, was een paar weken geleden het decor van de cruciale demonstraties die leidden tot het einde van het regime. De christenen ruimden straatafval op en probeerden een gesprek aan te gaan met voorbijgangers. De leider van de groep had een luidspreker en legde uit wat er gebeurde. Zijn boodschap was helder en krachtig: „Wij zijn Tunesische christenen. Wij houden van ons land en hebben een boodschap van vrede, verzoening en heling.” Sommige voorbijgangers wilden de discussie aangaan, de meesten waren echter verbaasd. Zij hadden er geen weet van dat er in Tunesië ook christenen woonden.
Onder president Ben Ali golden voor christenen speciale regels. Zij mochten samenkomen, mits in een kerkgebouw. Kerkelijke leiders werden geaccepteerd. Uiteraard werd er van hen wel verwacht dat zij de overheid op de hoogte hielden van wat zich binnen de christelijke gemeenschap afspeelde. Nu zijn die indirecte controles verleden tijd. Er zijn belangrijke dagen aangebroken voor christenen die verlangen naar een oprechte en openhartige Tunesische uitdrukking van het geloof in Christus. Uiteraard proberen zij te bewerkstelligen dat christenen een legale status krijgen.
Wat de toekomst brengt is onzeker, zoals alles in dit land onzeker is. De manier waarop Tunesië met zijn minderheden omgaat, zal een van de graadmeters zijn voor de vraag in hoeverre vrijheid en democratie daadwerkelijk voet aan de grond hebben gekregen.
De auteur heet in werkelijkheid anders. Hij woont en werkt in Tunesië voor een christelijke organisatie.