Kabinet, help mensen met arbeidshandicap echt aan een baan
Het kabinetsvoorstel om meer mensen met een arbeidshandicap aan een baan te helpen, is een loze belofte. Om hen echt aan het werk te helpen, moet er in deze mensen geïnvesteerd worden, betoogt Cynthia Ortega-Martijn.
Mensen die nu nog op afstand van de arbeidsmarkt staan, krijgen meer kans op een baan. Met die belofte is het kabinet de bühne op gegaan. En om dit voornemen waar te maken, wil minister Kamp een regeling treffen voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.
Nu deze plannen langzaamaan duidelijker worden, blijkt dat het voorstel niet meer dan een lege huls is. Er wordt geschoven met verantwoordelijkheden, maar investeringen om mensen echt naar werk te begeleiden ontbreken. De focus zou moeten liggen op het benutten van de talenten van mensen met een arbeidsbeperking. Het enige wat zij nu echter te verwachten hebben is een kille bezuinigingsmaatregel.
Op het eerste gehoor klinkt het voorstel sympathiek. Inspanningen om kansarme werklozen naar werk te begeleiden zijn hard nodig. De invoering van één regeling kan bijdragen aan meer effectiviteit en efficiëntie. Maar er moet wel rekening worden gehouden met de verschillende achtergronden van de mensen die op afstand van de arbeidsmarkt staan. Zo is het voor mensen met een arbeidsbeperking extra moeilijk om aan het werk te komen. Ook raken zij relatief snel hun baan kwijt. Deze weerbarstige praktijk moet veranderen. Ieder moet de ruimte krijgen om zijn talenten te ontplooien.
Het kabinetsvoorstel faalt al bij de start. De doelstelling die de ministerraad vooral voor ogen heeft, is bezuinigen. Dat is een verkeerd uitgangspunt: het geld gaat voorop, in plaats van dat de mens centraal gesteld wordt. Voor veel mensen met een arbeidsbeperking zal het een te moeilijke opgave zijn om op eigen kracht werk te vinden. Begeleiding is noodzakelijk om hen aan werk te helpen. Ook bij werkgevers is er behoefte aan ondersteuning. In deze behoefte moet worden voorzien.
Voor een goede begeleiding en ondersteuning is budget nodig. De opdracht mensen met bijvoorbeeld een Wajonguitkering te begeleiden, ligt nu nog bij UWV. In de plannen van het kabinet wordt deze taak overgedragen aan de gemeenten. Zij krijgen hiervoor echter geen financiering van het Rijk. Daardoor zijn de mogelijkheden om mensen naar werk te begeleiden beperkt, terwijl juist daarin moet worden geïnvesteerd. Het kabinet helpt deze mensen dus niet werkelijk, maar trekt zijn handen van hen af, in de hoop –tegen beter weten in– dat het bij de gemeenten allemaal vanzelf wel goed komt. Zonder voldoende middelen wordt dat voor gemeenten een onmogelijke opgave.
De ministerraad maakt het zelfs nog problematischer door extra beperkingen op te werpen. Mensen met een arbeidsbeperking kunnen nu nog nuttige werkervaring opdoen in sociale werkplaatsen. Die werkervaring is essentieel om de kans op een baan te vergroten. Maar door de grote bezuinigingen van het kabinet komt deze sociale werkvoorziening in het nauw. Het gevolg is dat mensen noodgedwongen thuis komen te zitten, in plaats van dat ze aan het werk zijn.
Bovendien blinkt het voorstel van het kabinet uit in ongeduld. Om de bezuinigingsdoelen te halen, moet de regeling volgend jaar al ingaan. Het volledige wetsvoorstel moet echter nog opgesteld en behandeld worden. De uitvoering zal dus in een zeer korte tijd tot stand moeten komen. Op die manier wordt een goede invoering een onrealistische opgave.
De wijzigingen die ermee gepaard gaan, zijn echter groot. Het is noodzakelijk om hier de tijd voor te nemen. Gemeenten kunnen niet van de ene op de andere dag de verantwoordelijkheden voor de Wajongers (jonggehandicapten) overnemen. En uiteindelijk zijn het de Wajongers die tussen wal en schip raken als de gemeenten niet voorbereid zijn op hun nieuwe taken. Dit moet worden voorkomen.
Mensen die nu nog onder de oude regeling vallen, moeten kunnen rekenen op een betrouwbare overheid. Zij moeten niet in de problemen worden gebracht doordat bijvoorbeeld hun inkomen te sterk terugvalt. De kansen van mensen met een arbeidsbeperking om een baan te vinden moeten daadwerkelijk worden vergroot door te investeren in begeleiding. Intensievere begeleiding en betere samenwerking tussen het onderwijs en bedrijven dient er ook voor te zorgen dat minder mensen uitvallen bij de overgang naar werk.
Ook als samenleving moeten we ons inzetten voor een betere acceptatie van mensen met een beperking. Succesvolle participatie kan alleen tot stand komen door positieve beeldvorming. Dit neemt niet weg dat mensen met een arbeidsbeperking ook een eigen verantwoordelijkheid hebben om zich in te spannen om werk te vinden, maar zij moeten wel een kans krijgen in de samenleving. We moeten centraal stellen wat mensen wel kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.
De auteur is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie.