Commentaar: Prostitutiewet
„Een broeinest van zwartwerken, vrouwenhandel en witwassen.” Zo omschreven CDA, PvdA en ChristenUnie in 2007 in hun coalitieakkoord terecht de prostitutiebranche. Deze kwalificatie legitimeerde de prostitutiewet die de drie door het parlement hoopten te loodsen, tot de val van Balkenende IV dat voornemen doorkruiste. Deze week pakt de Tweede Kamer de draad weer op.
Met de prostitutiewet wilden CDA, PvdA en CU alle seksbedrijven onderwerpen aan een vergunningplicht, zodat gemeenten het negeren van regels over bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden en hygiëne snel in beeld krijgen en handhavend kunnen optreden. Verder voorzag de wet in een registratieplicht voor alle prostituees, waarbij het gebruikmaken van de diensten van niet-geregistreerde sekswerkers strafbaar wordt. Reguleren, controleren en handhaven was kortom de opdracht aan gemeenten. Politie en justitie konden zich zo beter concentreren op uitbuiting en mensenhandel, de zwaarste vormen van criminaliteit in de prostitutiebranche.
Van de paarse justitieminister Korthals, die zijn naam verbond aan de afschaffing van het bordeelverbod, is bekend dat hij weinig voelde voor een prostitutiewet. Deze VVD’er geloofde in het zelfreinigend vermogen van de branche. Voor een justitieminister, die in zijn contacten met het openbaar ministerie toch voldoende moet hebben opgevangen over de toen al bestaande vermoedens van grootscheepse uitbuiting en mensenhandel op de Amsterdamse wallen, was dat een nogal naïeve gedachte. Maar de missiedrang om de samenleving te bevrijden van als moreel achterhaald beschouwde verboden uit het Wetboek van Strafrecht won het onder paars wel vaker van gezond realiteitsbesef.
Om het draagvlak voor hun wet te behouden, moesten de ministers Ter Horst (PvdA) en Hirsch Ballin (CDA) seculiere en confessionele fracties paaien met toezeggingen. SGP en ChristenUnie benutten de bestaande manoeuvreerruimte gewetensvol en goed. Een prostituee die zich komt registreren, krijgt dankzij deze partijen geen schriftelijk informatiepakket, maar een uitgebreid gesprek. Zij wordt gewezen op meldpunten voor dwangarbeid en krijgt informatie over uitstapmogelijkheden. Het kabinet stelde tot april dit jaar eenmalig 15 miljoen euro beschikbaar voor uitstapprogramma’s.
Deze week volgt in de Tweede Kamer dus de ontknoping, later dan gepland omdat VVD en PvdA afgelopen juni om partijpolitieke redenen uitstel van behandeling vroegen. De huidige bewindspersonen Donner en Opstelten moeten minimaal in staat worden geacht een meerderheid te krijgen voor de vergunning- en registratieplicht, de essentialia van de wet. De wet verdient overigens meer. Een heldere afspraak over de organisatie en financiering van de uitstapprogramma’s is op zijn plaats.
Dat CU-leider Rouvoet afgelopen najaar met een amendement de continuïteit van een aantal al in gang gezette programma’s veilig moest stellen, is een veeg teken. Het is laakbaar als zo’n essentieel onderdeel van de prostitutiewet onopgemerkt verdampt. Moeten werken als prostituee blijft een mensonwaardig bestaan.