Door het glazen plafond stoten
Titel:
”Het glazen plafond. Vrouwen aan de top, verlangen & obstakels”
Auteur: Ina Brouwer
Uitgeverij: Boom, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5352 913 6
Pagina’s: 431
Prijs: € 24,50. Terwijl een deel van de gereformeerde gezindte debatteert over de vraag of vrouwen politieke functies mogen bekleden, is de voorhoede van de emancipatiedrijvers druk doende met het glazen plafond: waarom komen zo weinig Nederlandse vrouwen in topfuncties terecht?
Ina Brouwer, in de jaren tachtig en negentig lid van de Tweede Kamer voor de CPN en later voor GroenLinks, schreef over het glazen plafond een lijvig boek. Voor haar staat vast dat mannen en vrouwen gelijk zijn en dus in alle posities en geledingen van de maatschappij dezelfde functies moeten kunnen bekleden.
Toch gebeurt het niet. Vrouwen stoten hun hoofd tegen een plafond van glas. Het lijkt alsof er geen barrières zijn om door te stoten naar de top, maar feitelijk lukt het toch niet. Na honderd jaar emancipatie zitten er in raden van bestuur van bedrijven zelden vrouwen en het aandeel vrouwelijke hoogleraren bedraagt ongeveer 5 procent van het totaal. Dat is even veel als in een land als Botswana.
Brouwer gaat op zoek naar de oorzaak van dit verschijnsel. In de eerste hoofdstukken van ”Het glazen plafond” doet ze haar eigen ervaringen uit de doeken. Brouwer was de eerste vrouwelijke lijsttrekker van de CPN en daarna van GroenLinks. Vervolgens werkte ze ruim vijf jaar als directeur emancipatiebeleid op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Op de eerste bladzijde van haar boek concludeert de schrijfster dat ze nooit een goede verklaring voor het verschijnsel glazen plafond heeft gevonden. Haar boek geeft het antwoord ook niet. ”Het glazen plafond” is geen doorwrochte analyse of wetenschappelijke studie naar de problematiek; het is meer een zoektocht.
Het glazen plafond is volgens Brouwer in ieder geval geen kwestie van discriminatie. Vrouwen kregen al in 1919 kiesrecht en in 1957 werd de handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen opgeheven. In de jaren daarna kregen de meeste meisjes dezelfde opleidingskansen en carrièremogelijkheden als mannen. Brouwer (1950) is daar zelf een voorbeeld van. Ze studeerde rechten, ging aan de slag als advocaat en schopte het uiteindelijk tot fractievoorzitter en lijsttrekker.
In 1993 kwam er een knik in de opgaande lijn. Als moeder van een driejarig dochtertje lanceerde ze het duolijsttrekkerschap. Samen met Mohammed Rabbae ging ze de kandidatenlijst van GroenLinks aanvoeren. Ze wilde volop moeder zijn, maar geen afstand doen van haar politieke ambities.
Dat mislukte. Ze kreeg veel kritiek te verstouwen („politiek na kinderbedtijd”) en haar partij verloor bij de verkiezingen. Rabbae trok zich na de verkiezingen direct terug als lijsttrekker. Brouwer hield het even langer vol, maar droeg daarna het stokje over aan Rosenmöller. De oorzaak van het debacle is volgens Brouwer de traditionele manier van leidinggeven: „Het overheersende adagium blijft: in het zweet des aanschijns zult gij tenminste zestig uur per week leider zijn of gij zult het niet zijn.”
„Niet onder alle omstandigheden ambiëren vrouwen een hoge functie. Alleen een vernieuwing in de cultuur van het leiderschap en in die van de basisvoorzieningen zal daar iets aan kunnen veranderen”, aldus Brouwer. Met basisvoorzieningen bedoelt ze vooral kinderopvang.
Na deze bespiegelingen over het glazen plafond komen er enkele korte paragrafen met veel biografische gegevens. Wie meer wil weten over Brouwer kan dit niet ongelezen laten.
Na de uitgebreide inleiding van zo’n veertig bladzijden komen er vraaggesprekken met 21 vrouwen die het glazen plafond hebben doorbroken. Het zijn (in de volgorde van het boek): Winnie Sorgdrager, oud-minister van Justitie; Neelie Kroes, oud-minister van Verkeer en Waterstaat; Jeltje van Nieuwenhoven, oud-voorzitter van de Tweede Kamer; Sylvia Tóth, oprichter van uitzendbureau Content; Sybilla Dekker, algemeen directeur van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland; Hannah Belliot, de eerste zwarte vrouwelijke wethouder in Amsterdam; Pia Dijkstra, televisiepresentatrice; Fokkelien Oosterwijk, hervormd predikant; Anne Baker, hoogleraar algemene taalwetenschappen; Cynthia Schneider, Amerikaanse ambassadeur in ons land; Priscilla Jana, Zuid-Afrikaans ambassadeur in ons land; Anne Gazeu-Secret, Frans ambassadeur in ons land; Willeke van Ammelrooy, filmster; Yvonne van Rooy, oud-staatssecretaris van Economische Zaken; Marjanne Sint, secretaris-generaal ministerie van VROM; Jenny Elissen, eigenaar van een groot reclamebureau; Aldith Hunkar, oud-presentatrice jeugdjournaal; Claudia Zuiderwijk, plaatsvervangend algemeen directeur van PinkRoccade IT Management; Ilse de Lange, countryzangeres; Liesbeth Hop, mede-eigenaar van it-bedrijf Pro Active International en Femke Halsema, fractievoorzitter van GroenLinks.
Opvallend is dat vooral de oudere vrouwen (Van Nieuwenhoven, Tóth en Van Rooy) helemaal geen kinderen hebben. Ze hebben hier bewust voor gekozen omdat kinderen hun carrière in de weg zouden staan. Enkele andere oudere vrouwen hebben vaak bewust maar één kind ’genomen’. Velen van deze groep zijn niet getrouwd of gescheiden. De vrouwen van de jonge generatie daarentegen maken afspraken met hun man over opvoeding en opvang van de kinderen. Velen werken bewust parttime en ook hun partner doet dat. Recent voorbeeld van een drukbezette politica die het moederschap niet uit de weg gaat, is fractievoorzitter Femke Halsema van GroenLinks. Omdat ze in verwachting is, stopt ze in november tijdelijk met haar werk in de Tweede Kamer. Na het kerstreces pakt ze, als alles goed gaat, de draad weer op.
Een ander opmerkelijk verschil is de manier waarop vrouwen aan de top zijn gekomen. De ene groep werd gevraagd in hoge leidinggevende functies en een andere heeft zichzelf naar boven gewerkt. „Als je wat wilt, moet je je eigen kop door het glazen plafond stoten”, aldus Hannah Belliot tijdens de presentatie van het boek enkele weken geleden. Dit verschil in het doorstoten heeft in principe niets met leeftijd te maken.
Het is jammer dat Brouwer dit soort conclusies niet trekt in een of meer afsluitende hoofdstukken. Dat zou de waarde van het boek hebben vergroot. Je zou kunnen zeggen dat haar aanpak wat vrouwelijk is.
Dat vrouwelijke uit zich ook in de manier waarop de schrijfster de gesprekken met de geïnterviewden inricht. Brouwer komt vaak met haar eigen visie op de proppen: „Ik geloof dat ik aan het college geven ben…” Voor iemand die echt interviews verwacht is dat irritant, maar voor degenen die willen weten wie Ina Brouwer is en kennis willen nemen van de ontwikkeling die ze heeft doorgemaakt, is het een klein goudmijntje.
Wat is er bijvoorbeeld overgebleven van het communistisch gedachtegoed en het antiamerikanisme bij het voormalig CPN-kamerlid? Aan het begin van het gesprek met de Amerikaanse ambassadeur in ons land, Cynthia Schneider, doet Brouwer daarover een aardig boekje open.
Ronduit een gemis in het boek is de historische uiteenzetting over de positie van de vrouw. Slechts vier van de 431 bladzijden zijn daarvoor gereserveerd. Dat gebeurt onder de titel ”Vadertje Cats en het poldermodel”. Brouwer ziet Cats met zijn gedichten en volkswijsheden als een van degenen die ervoor zorgden dat in ons land (meer dan in andere Europese landen) de moeders zorg moesten dragen voor de opvoeding van hun kinderen.
Ze citeert daarbij ook nog ARP-oprichter Abraham Kuyper, die betoogde dat „de vrouw in het publieke leven niet gelijk met de man staat.” Ook KVP-voorman Romme, die zei dat de gehuwde vrouw „haar levenstaak heeft in haar gezin”, komt aan bod. Brouwer moet daar niets van hebben. Ze vindt het tijd „voor nieuwe gezegden en gedichten. Voor nieuwe lessen over de moraal. Hoog tijd voor een vervanging van vadertje Cats.”
Aan de nadelen van het individualisme en de voordelen van het denken in gemeenschappen komt Brouwer niet toe. Maar alle kritiek op vadertje Cats ten spijt: kinderen hebben een moeder nodig die hen opvangt en voor hen klaarstaat. Brouwer levert daarvoor zelf het bewijs door in het boek een citaat van haar dochtertje op te nemen toen ze vijf jaar was en haar eigen moeder regelmatig moest missen omdat die aan het werk was: „Ik wil beroemd worden, maar wel om drie uur bij de school staan.”