Kerk & religie

Organische inspiratie als tijdbom

Een tijdbom die vroeg of laat tot uitbarsting moet komen. Zo is de leer van de organische inspiratie van de Bijbel te typeren, waarmee Kuyper en Bavinck het menselijk karakter en de historische bepaaldheid van de Heilige Schrift tot uitdrukking probeerden te brengen. Dirk van Keulen promoveerde dinsdag op een studie over schriftbeschouwing en schriftgebruik bij A. Kuyper, H. Bavinck en G. C. Berkouwer.

K. van der Zwaag
20 May 2003 11:04Gewijzigd op 14 November 2020 00:19

Van Keulen (1963), lid van de Gereformeerde Kerken, is een kenner van het werk van Berkouwer, voormalig hoogleraar dogmatiek aan de Vrije Universiteit en schrijver van de bekende Dogmatische Studiën. Hij heeft een bibliografie van Berkouwer samengesteld en schreef in vijf jaar zijn proefschrift als aio aan de VU.

Is de Bijbel mechanisch of organisch geïnspireerd? Kuyper en Bavinck stelden het laatste, om daarmee recht te doen aan het historische en menselijke aspect van de Schrift. Het Woord van God komt niet rechtstreeks van de hemel, maar bereikt in bemiddelde vorm de mensen.

Terwijl Kuyper meer het formele gezag van de Schrift benadrukte -de Bijbel is per definitie Gods Woord- vroeg Bavinck ook aandacht voor het materiële gezag van de Schrift: de Bijbel bewijst zichzelf door zijn inhoud. Beiden hadden echter principiële bezwaren tegen het historisch-kritisch bijbelonderzoek.

In het werk van Kuyper en Bavinck liggen, zo staat in Van Keulens dissertatie, de kiemen van latere conflicten over het schriftgezag binnen de Gereformeerde Kerken. Hun schriftbeschouwingen waren niet vrij van spanningen. Ze zijn wel genoemd een tijdbom die eens tot ontploffing móést komen. Dat gebeurde tussen 1917 en 1926, eindigend in de kwestie-Geelkerken.

Berkouwer, de derde hoofdpersoon van het boek, hield in zijn vroege periode vast aan het formele gezag van de Bijbel. Hoewel hij met behulp van de leer van de organische inspiratie recht wil doen aan de menselijkheid van de Schrift, slaagt hij daar in de daadwerkelijke omgang met de Bijbel niet in. De vroege Berkouwer is volgens Van Keulen een typische representant van het „isolement van de gereformeerde schriftbeschouwing.”

Na de Tweede Wereldoorlog wil Berkouwer meer en meer recht doen aan de menselijke factor in de Schrift. Hij richt zich steeds meer op het inhoudelijke gezag van de Schrift (met als kern „het heil dat in Christus verschenen is”) en aanvaardt het historisch-kritisch bijbelonderzoek.

Volgens Van Keulen kan het geen toeval zijn dat theologen die in de jaren twintig en dertig in problemen komen vanwege hun bijbelbeschouwing allemaal leerlingen van Bavinck zijn. Zij hebben bij hun leermeester een openheid ervaren. „De VU-dogmaticus Hepp heeft geprobeerd om de openheid af te schermen om mogelijke onrust te bezweren, wat hem niet lukte. Bij Bavinck tref je zowel het formele als het materiële gezag van de Schrift aan, maar hij durft het niet te wagen met een puur materieel gezag.

We zien dat Berkouwer in zijn latere periode heel duidelijk teruggrijpt op de materiële aspecten van Bavincks schriftbeschouwing, zoals zijn gedachte van de ”theopneustie” van de Schrift. Bavinck geeft hieraan twee betekenissen: zowel ”door God geademd” als ”God ademend”. Kenmerkend voor Berkouwers latere schriftbeschouwing is de gedachte van de Schrift als apostolisch-menselijk getuigenis. Mensen getuigen van Christus, maar hun getuigenis is gefundeerd in het getuigenis van de Heilige Geest.

De grotere openheid bij hem en de Gereformeerde Kerken heeft ook te maken met de invloed van Karl Barth en de moderne cultuur.”

Is er sprake geweest van een ”stille revolutie” binnen de Gereformeerde Kerken?

„Nee”, zegt Van Keulen over deze uitspraak van de godsdienstsocioloog G. Dekker, „hoezeer er ook over het schriftgezag is gestreden sinds de jaren vijftig en zestig. De discussies zijn bepaald niet in stilte gevoerd.

Er is wel heel veel veranderd. De culturele achtergrond heeft binnen de Gereformeerde Kerken sterk meegespeeld. Ik denk bijvoorbeeld aan de opkomst van de vrouw in het ambt. Dat vraagt om een andere manier van omgang met de Bijbel.

De organische inspiratie was een reactie op een al te massieve kijk op het schriftgezag. Zodra je rekening houdt met het historische karakter van de Bijbel proef je vragen die lastig zijn. Ten tijde van de grote conflicten wekken sommigen daarom de indruk dat de organische inspiratie een paard van Troje is: daarmee haal je een hoop moeilijkheden binnen de poorten. Maar je kunt er niet omheen. De Schrift is door mensen geschreven en draagt het stempel van de tijd van haar ontstaan. De aandacht voor de historische en culturele bepaaldheid van de Bijbel is daarom terecht.”

vraag (u14(Hebben de leerlingen van Berkouwer, zoals Kuitert en Wiersinga, niet de consequenties uit zijn schriftbeschouwing getrokken die hij zelf niet durfde te trekken?

„Zijn leerlingen zijn werkelijk álle kanten opgegaan. Niet alleen Kuitert en Wiersinga, maar ook W. H. Velema en M. J. Arntzen behoorden tot zijn leerlingen en promovendi. Berkouwer heeft zijn promovendi altijd veel ruimte gegeven. Je kunt wel zeggen dat sommige leerlingen het late werk van Berkouwer tot uitgangspunt hebben genomen, terwijl anderen zich meer aansloten bij diens vroegere werk.

Velema en Arntzen voelen zich duidelijk verwant met de vroege Berkouwer. Berkouwer wilde een bruggenbouwer zijn, maar orthodoxe kringen verweten hem dat hij juist poortwachter had moeten zijn. Typerend voor Berkouwer als bruggenwachter is geweest dat hij altijd het gesprek met anderen heeft gezocht. In zijn laatste interview zegt hij dat hij op zoek was „naar momenten waar waarheid oplicht.” Beter kun je Berkouwer niet typeren.

Berkouwers leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor de uiteenlopende wegen die zij zijn gegaan. Daarom kun je niet zeggen dat Berkouwer poortwachter had moeten zijn”.

Van Keulen wilde drie complexen met elkaar in verbinding brengen: Bijbel, traditie en de vragen van de eigen tijd. „Toen ik colleges Nieuwe Testament aan de VU kreeg, ging de Bijbel daar radicaal aan stukken. Er werd gesproken over de theologie van Paulus, Matthéüs en van Lukas. De een zegt dit, de ander weer iets anders. Het zadelde mij met de vraag op: als de Bijbel dan zo’n pluriform geheel is, hoe kan ik dan de Bijbel laten functioneren in de dogmatiek? Dat was voor mij de reden om dit onderzoek te doen.

De Bijbel moet een rol spelen in de dogmatiek. Ik heb het gevoel dat veel hedendaagse dogmatiek aanschurkt tegen de godsdienstfilosofie en dat de Bijbel slechts een marginale rol speelt. Natuurlijk spelen godsdienstwijsgerige vragen een rol, maar Bijbel, traditie en de vragen van deze tijd moeten in balans blijven. Dogmatici zijn vaak te bang om iets met de Bijbel te doen omdat ze vrezen kritiek van exegeten te krijgen. De bijbelwetenschappen zijn zo ver ontwikkeld dat dogmatici dat terrein niet meer kunnen overzien. Het gevolg is dat de bijbelwetenschappen en de dogmatiek steeds meer uit elkaar groeien.

De Bijbel is voor mij het Woord van God. Ik heb bewust een preekconsent aangevraagd omdat ik me niet wilde opsluiten in een studeerkamer, maar de Bijbel graag in de gemeenschap van de kerk wil lezen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer