Prinsessen op kalender Koninklijk Huis deden het altijd goed
In veel huiskamers en keukens hing jaar in jaar uit een kalender van Pro Juventute. Die was populair omdat de koninklijke familie er steeds weer foto’s voor beschikbaar stelde. In Paleis Het Loo in Apeldoorn is sinds zaterdag een expositie over de kalenders te zien.
De Pro Juventutekalender verscheen voor het eerst in 1948. De laatste kwam in 1992 uit. In de periode tot 1979 kende de kalender zijn grootste bloeiperiode.
De maandkalenders werden jarenlang huis aan huis verkocht. De verkoop verliep vaak soepel. De koper steunde er een goed doel –minderbedeelde jeugd– mee, maar belangrijker: hij kreeg twaalf mooie foto’s van de prinsen en prinsessen en kon daar heel het jaar van genieten. Veel Nederlanders zagen zo de jonge prinses Beatrix en haar zussen opgroeien.
Elk van de twaalf kalendervellen toonde een foto die namens de koninklijke familie ter beschikking was gesteld door de Rijksvoorlichtingsdienst. In de eerste tien jaar ging het vooral om foto’s van de opgroeiende prinsesjes Beatrix, Irene, Margriet en Marijke. Die werden gemaakt tijdens fotosessies die koningin Juliana elk jaar organiseerde voor de media; meestal in de tuinen van Paleis Soestdijk.
De uitgave heette eerst de Prinsessenkalender. Toen de vier prinsesjes volwassen werden, veranderde de naam in Oranjekalender. Vanaf dat moment kwamen ook koningin Juliana en prins Bernhard in beeld, al bleef de nadruk liggen op de jeugd, zo analyseert Paleis Het Loo.
De opbrengst van de kalender ging naar „minderbedeelde kinderen. Middels de kalender verbonden de jonge Oranjes zich met het lot van leeftijdsgenootjes die het moeilijk hadden.”
De verkoop verliep via de stichting Steunfonds Pro Juventute, die ook de opbrengst verdeelde. Daarom wordt nog steeds gesproken van de Pro Juventutekalender. De organisatie bestaat nog steeds. Zij geeft geld aan „vernieuwende activiteiten voor kinderen en jongeren in problemen, bij voorkeur in de ambulante jeugdzorg.” In het buitenland „steunde het in Israël een project dat Israëlische en Palestijnse kinderen bij elkaar bracht”, meldt het steunfonds op zijn site. Het stelt dat „het geld voor het fonds grotendeels bijeengebracht is door de huis-aan-huisverkoop van de Oranjekalender.”
Wie de expositie in Paleis Het Loo bezoekt –tot 8 mei– ziet „twee generaties Oranjes opgroeien voor de lens: vanaf eind jaren veertig koningin Beatrix en haar zussen en vanaf eind jaren zestig prins Willem-Alexander en zijn broers, neven en nichten”, zo beschrijven de samenstellers de tentoonstelling in het stallencomplex. „Het overzicht geeft een aardig tijdsbeeld: poseren de prinsesjes begin jaren vijftig nog netjes in smetteloos witte jurkjes op het gazon voor Soestdijk, Willem-Alexander en zijn broers dragen eind jaren zeventig korte broeken, stoere halfhoge Kickers, felgekleurde T-shirts en zitten op een hoop ruwe stenen onder een boom. Het is illustratief voor het veranderende beeld dat de Oranjes in 25 jaar tijd van zichzelf naar buiten brachten. Waar de zwart-witfoto’s uit de jaren vijftig nog typische prinsesjes in een koninklijke omgeving laten zien, lijken veel van de foto’s uit de jaren zeventig erg op de kiekjes in onze eigen familiealbums uit die tijd.”