Cultuur & boeken

Prentenboekenparade

Nog meer prentenboeken? Tijdens de Nationale Voorleesdagen is het niet snel genoeg. Boeken voor de allerkleinsten staan flink in de belangstelling. Zijn de criteria die de jury van het Prentenboek van het Jaar stelt terug te vinden in prentenboeken die de laatste maanden verschenen? Lees over een uiltje dat zijn mama kwijt is – een boek vol herhaling die kinderen waarderen. Lees over Billy die voor boef oefent en „Poten omhoog!” roept tegen een worm – een boek met een clou die kinderen aanspreekt. Maak ook kennis met een boekje om te bewegen en te spelen met baby’s en peuters – dat zorgt voor de gewenste interactie tussen ouder en kind.

Cultuurredactie
19 January 2011 09:45Gewijzigd op 14 November 2020 13:21

* ”Welkom op de dierderij”, Lida Dijkstra en Noëlle Smit (ill.); uitg. Pimento, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 499 2416 4; € 14,95.

Een humoristisch boek over een boerderij waarbij de dieren de dienst gaan uitmaken omdat boer Janssen ziek is. De clou is duidelijk: boer Janssen wordt weer beter, maar is voor het werk overbodig en vertrekt naar Verona –waarop de dieren het bord ”Welkom op de boerderij” veranderen in ”Welkom op de dierderij”. In het boek staan woorden die voor jonge kinderen moeilijk zijn, zoals ”transpireren”, ”knotten” (wol) en ”katzwijm”. Volgens de criteria van de Nationale Voorleesdagen is dit geen probleem, maar roept dit op een goede manier vragen op. Wat boer Janssen gaat doen in Italië –hij krijgt een baan bij de opera en wordt megaster– past niet bij de belevingswereld van elk kind. Diverse situaties lenen zich heel goed voor het stellen van vragen als „Dat heb jij toch ook wel eens gehad?” en zorgen voor de gewenste interactie tussen voorlezer en kind. De uitroep van Pelle Paard: „Ja dááág, ik ga niet werken, hoor!” geeft bij iets oudere kinderen ongetwijfeld herkenning. De goedlopende tekst op rijm maakt van ”De dierderij” een fijn voorleesboek, dat dankzij de kleurrijke platen heel aantrekkelijk oogt.

* ”Is het nog ver?”, Ingrid Godon; uitg. Querido, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 451 1151 3; € 14,95.

”Is het nog ver?” heeft een thema dat in eerste instantie niet heel alledaags lijkt. Maar in feite is het voor kinderen juist herkenbaar: Leon wil „helemaal naar de top van de boom”. Dat spreekt tot de verbeelding. De tekst is summier, de prachtige prenten maken het verhaal. Ze zijn sober, getekend met grove lijnvoering en laten vooral heel veel boomtakken zien. De verhaallijn is simpel: Leon klimt naar boven, valt door de wind uit de boom, bereikt uiteindelijk de top en vindt het daar zo stil dat hij niet kan slapen. De volgende ochtend klimt de figuur die op de eerste pagina de was ophangt terwijl Leon aan zijn avontuur begint –ongetwijfeld z’n vrouw– ook naar boven en de laatste pagina laat een tevreden koppel zien. Een kind kan het navertellen, maar de humor in de clou ontbreekt. Aanknopingspunten voor interactie of spel zijn er wel: het boek lokt uit tot een flinke klauterpartij.

* ”Mama kwijt”, Chris Haughton; uitg. Gottmer, Haarlem, 2010; ISBN 978 90 257 4845 6; € 10,95.

Een kleine uil valt uit het nest en is zijn moeder kwijt. Eekhoorn helpt hem in zijn zoektocht. „Ik weet het! Ik weet het!” roept Eekhoorn steeds als hij denkt te weten waar moeder uil is, maar keer op keer heeft hij ongelijk. Die herhaling maakt het boek voor kinderen aantrekkelijk. Heel geslaagd in dit verband is de laatste plaat, waarop te zien is dat het uiltje opnieuw uit de boom dreigt te vallen. De bondige tekst leest prettig voor. Met de aansluiting bij de belevingswereld van het kind zit het ook wel goed: welke peuter is nooit zijn moeder kwijt en wie eet niet graag koekjes? De plat ogende, collageachtige prenten van de jonge Ierse vormgever Chris Haughton en de hoekige letters zijn op het eerste gezicht niet heel toegankelijk, maar realistische platen hebben niet per definitie de voorkeur van kinderen, leren de criteria.

* ”Mijn eerste auto was rood”, Peter Schössow; uitg. Gottmer, Haarlem, 2010; ISBN 978 90 257 4867 8; € 12,95.

In ”Mijn eerste auto is rood” krijgt de ik-figuur van zijn opa een oude trapauto. Met zijn broertje gaat hij op avontuur. Door het thema sluit het boek aan bij het kind: al heeft niet iedereen een trapauto zoals de hoofdpersoon, een loopauto of iets dergelijks heeft bijna elk kind binnen handbereik. Natuurlijk zet dat aan tot naspelen – hopelijk zonder de gevaarlijke scènes. De humor in het boek maakt het boek ook leuk voor de voorlezer. Vooral de rol die het kleine broertje speelt –hij heeft nog niet zo’n grote woordenschat– is komisch, al vat mogelijk niet elk kind alles.

Korte, staccato zinnen, afgewisseld met langere, zorgen dat de tekst fijn voorleest. De ene bastaardvloek vraagt om creativiteit. Uitweidingen in het verhaal maken navertellen niet aanvoudig – en juist dat is een van de criteria waaraan een prentenboek volgens de jury van het Prentenboek van het Jaar aan moet voldoen. Wel zijn er voldoende aanknopingspunten voor interactie: alleen al de afgebeelde verkeersborden –op elke pagina minstens een– vragen om een toelichting van de voorlezer. Ook roept het voldoende vragen op, doordat Schössow dingen openlaat. Hij beeldt bijvoorbeeld Roodkapje en de wolf af in het bos, terwijl hij hen niet noemt in de tekst. Dat maakt het boek niet makkelijk. Maar laat een boek volgens de criteria nu niet snel te moeilijk zijn voor kinderen…

* ”Poten omhoog”, Catharina Valckx; uitg. Gottmer, Haarlem, 2010; ISBN 978 90 257 4822 7; € 12,95.

De vader van hamster Billy is boef en wil graag dat zijn zoontje ook boef wordt. Hij geeft Billy een pistool –niet geladen– en stuurt hem op pad om „Poten omhoog!” te oefenen. „Op iedereen die je tegenkomt. Maar kijk wel uit voor de vos!” Uiteraard duikt die vos op en juist als hij Pierke de worm wil verslinden grijpt Billy in: „Poten omhoog!” Iedereen vindt hem heel dapper, zelfs zijn vader. „Je bent misschien te lief voor een boef, maar je zou prima held kunnen worden.” De clou is eenvoudig en daarmee geschikt voor jonge kinderen. In de tamelijk uitgebreide tekst zit weinig ritme, maar dankzij de vaart die het verhaal heeft is het toch soepel voor te lezen. De grapjes maken het boek ook voor de voorlezer grappig, zoals de confrontatie van Billy met de –uiteraard pootloze– worm: „Poten omhoog!” Met de herkenbaarheid voor kinderen zit het wel goed: boefje spelen is een geliefd tijdverdrijf en chocoladenootjes als beloning spreken evengoed aan.

* ”Hop, hop, paardje. Zingen en spelen met je kindje”, Truusje Vrooland-Löb en Ceseli Josephus Jitta (ill.); uitg. Ploegsma, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 216 6854 3; 56 blz.; € 14,95.

Dit is geen prentenboek, maar een verzameling liedjes waarbij bewegingen horen. Bedoeld om jonge ouders en „andere opvoeders” aan het zingen te krijgen. Daarnee past het uitstekend in de doelstelling van de Nationale Voorleesdagen om de interactie tussen ouder of opvoeder en kind te bevorderen. In deze bundel geen nieuwe liedjes, maar klassiekers. Ze zijn ingedeeld op thema, bijvoorbeeld schootliedjes, liedjes over het kinderlijfje, over eten en wiegeliedjes.

In het boekje staan alleen de teksten, niet de melodieën. Dat is een belemmering voor wie er mee aan de slag wil, want niet alle liedjes zijn nu eenmaal even bekend als ”Klap eens in je handjes” (neem ”Dit is opa”, ”Schone handjes” en ”Ze kunnen zeggen wat ze willen”). Samensteller Vrooland-Löb draagt zelf mogelijke oplossingen aan in de inleiding: „Vraag het eens aan een andere moeder, een vriendin of een basisschoolkind, of koop een cd met oude kinderliedjes. Of bedenk zelf een melodie, dat kan natuurlijk ook!”

Onderaan de liedtekst staat een aanwijzing voor de bewegingen. Bij ”Drie kleine kleutertjes”: „Leg je benen plat op de grond en zet het kindje op één van je twee benen – dit is het hek. Vervolgens wip je het van het ene naar het andere been.”

Vrooland-Löb ontdekte de waarde van zingen en bewegen in het contact met haar half-Japanse kleinkinderen die (nog) geen Nederlands spreken. Ook al verstonden ze de teksten niet, het was een succes.

* ”Jonkie en Oudje”, Sabine Wisman en Ella Scholtens (ill.); uitg. Clavis, Hasselt/Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 448 1281 7; € 13,95.

Jonkie, een jonge beer, vindt het niet gezellig in zijn eentje. Hij ontmoet de oude kat Oudje –zakdoek onder de neus, stok in de hand– en wordt vrienden met hem. Jarenlang spelen en knuffelen ze samen. Tot Oudje ziek wordt en niet niet meer wakker wordt. Voor kinderen die in aanraking komen met ziekte en dood is dit een herkenbaar boek. De realistische prenten tonen alledaagse taferelen die passen bij de belevingswereld van een kind. Nadeel is dat de plot niet heel duidelijk is: het boek beschrijft zowel de periode van eenzaamheid, van vriendschap sluiten, van gelukkig samenzijn, van verlies, van rouw en van verwerking – waarbij een eenduidige clou ontbreekt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer