Dr. Fieret ziet schone taak voor lectoraat Hoornbeeck College
Geen vage bezinningsbijeenkomsten, maar praktijkgericht onderzoek naar de vraag: hoe leer je reformatorische jongeren Bijbels verantwoorde keuzes maken? „We gaan voor concrete resultaten.” Dr. Wim Fieret, over een halfjaar lector identiteit op het Hoornbeeck College, geeft zelf het voorbeeld. Na jaren van vergaderen gaat hij weer lesgeven. „Je moet weten waar je het over hebt.”
Zijn benoeming met ingang van het nieuwe cursusjaar is een verrassing. In twee opzichten. Lectoraten zijn in het hoger beroepsonderwijs gangbaar. Ook de orthodox-christelijke hogescholen in Gouda, Ede en Zwolle kennen er diverse. In het middelbaar beroepsonderwijs echter komen lectoraten minder voor. Het lectoraat identiteit op het Hoornbeeck College is het eerste in het reformatorisch mbo.
Ook de persoon van Fieret op deze post is een verrassing. Hij stond 22 jaar voor de klas als leraar geschiedenis, zat vervolgens 12 jaar in de directie van het Van Lodenstein en het Hoornbeeck College, stapt daar weer uit en keert terug, zij het voor één dag per week, naar zijn oorspronkelijke job: lesgeven. „Ik vind het contact met jongeren een belangrijke voorwaarde om aan zo’n lectoraat mee te doen. Je moet weten wat er in hun wereld speelt.”
Fieret ziet voor het lectoraat een schone taak weggelegd. „Allereerst vanuit het onderwijs bezien. Reformatorische scholen staan onder toenemende druk. Vanuit de samenleving wordt steeds vaker de vraag gesteld: Waarom zijn die scholen er? Wat doen ze? Dat is de druk van buitenaf, die vraagt om bezinning. Er is ook druk van binnenuit. Reformatorische jongeren groeien op in een open samenleving. Ze hebben de wereld de hele dag in hun zak dankzij het mobieltje. De grote vraag die zich daarbij aandient, is deze: Hoe leer je reformatorische jongeren keuzes maken die passen bij Bijbelse waarden en normen? Het lectoraat wil zich in deze vragen verdiepen: praktisch, concreet. De jongeren zelf, hun ouders, leraren en andere opvoeders zoals ambtsdragers moeten er iets aan hebben.”
Kun je spreken over dé reformatorische jongeren?
„We onderscheiden vier groepen: de traditionelen, de afhakers, de experimenteerders en de onverschilligen. Elke groep vraagt om een eigen aanpak. Het is goed dat een docent zich dat realiseert. Als hij voor een klas met 25 leerlingen staat, zijn die niet allemaal hetzelfde. Eigenlijk wordt er maatwerk van hem gevraagd. Bij een onderwerp zoals popmuziek zal een traditionele jongere andere opvattingen en gevoelens hebben dan een afhaker. Het gesprek erover zal dus ook anders moeten verlopen.”
Hoe zijn die verschillende groepen jongeren te herkennen?
„Traditionele jongeren gaan trouw naar de kerk, volgen catechisatie, bezoeken de jeugdvereniging en hebben affiniteit met de reformatorische kring. Ze stellen minder vragen en je ziet over het algemeen in deze groep weinig ontsporingen. Toch mag je hen niet laten lopen. Ze hebben aandacht nodig en maken het proces van vorming en toerusting net zo goed door als andere jongeren.
De afhakers hebben innerlijk de knop omgezet en proberen alles wat met de Bijbel en het christelijk geloof te maken heeft uit hun leven te bannen. Het gesprek op basis van argumenten lukt niet meer. Zoek als opvoeder daarom naar de redenen waarom iemand afhaakt. Soms is dat een heel concrete: een jongen, een meisje heeft in de persoonlijke sfeer iets ingrijpends meegemaakt en is daardoor het vertrouwen in de reformatorische kring totaal kwijtgeraakt. Achter elke jongere zit een verhaal. Het gesprek met afhakers vraagt veel invoelingsvermogen.
De experimenteerders hebben een onderzoekende aard, zitten veel op internet en googelen hun eigen pakket aan waarden en normen bij elkaar. Opvallend daarbij is dat ze geen hiërarchie kennen. Het christendom staat niet boven de islam of het hindoeïsme, maar is gelijkwaardig. Ze gaan voor authenticiteit en beleving. Een serieuze, oprechte moslim, dat voelt goed.
De onverschilligen zijn een groep die het meest aan leeftijd is gebonden: de puberteit. Velen komen na die moeilijke periode, vaak bij hun huwelijk of de geboorte van het eerste kind, goed terecht. Hun onverschilligheid hoort bij de groei naar de volwassenheid en die gaat nu eenmaal met horten en stoten.”
Jongeren zijn tegenwoordig ongekend open. Hoe waardeert u dat?
„Die openheid heeft twee kanten. Als je vroeger naar de bioscoop wilde, deed je dat stiekem, omdat je wist dat het niet mocht van je ouders. Tegenwoordig praten jongeren daar vrij over. Zie ook de discussie over popmuziek. Jongeren komen er openlijk voor uit dat ze naar die muziek luisteren. Dat geeft aanknopingspunten voor een gesprek en dat is positief. Tegelijk constateer je dat jongeren er steeds minder moeite mee hebben om in twee werelden te leven. Ze gaan zondags uit overtuiging mee naar de kerk, maar pakken doordeweeks net zo makkelijk een bioscoopje. Dat geeft aan dat een aantal waarden en normen in reformatorische kring niet meer vanzelfsprekend is.”
Wat vraagt dit van opvoeders?
„Dat ze goed weten wat er leeft in de jongerencultuur. Ik ben om die reden naar de popmuzieklezing van Koos de Jong gegaan. Dan hoor en zie je dat popmuziek meer is dan een man met een microfoon die zingt en springt. Popmuziek heeft een bewuste boodschap, die meer destructief dan constructief is voor het christelijk geloof. Opvoeders moeten dat ervaren hebben om het gesprek met jongeren hierover aan te gaan.”
Wat hebben al deze jongeren het hardst nodig?
„Dat hun opvoeders niet selectief of oplossingsgericht luisteren, maar empathisch. Jongeren krijgen vaak geen antwoorden op hun vragen of antwoorden op vragen die ze niet gesteld hebben. Meevoelen, empathisch luisteren is moeilijk, maar die vaardigheid zouden eigenlijk alle opvoeders moeten hebben.”
Wat gaat het lectoraat straks als eerste doen?
„De leefwereld van jongeren in kaart brengen en inventariseren welke instrumenten er nodig zijn om de verschillende groepen jongeren aan te spreken. We denken daarbij aan enquêtes en diepte-interviews. De resultaten daarvan moeten uitmonden in publicaties, studiedagen en trainingen. Onze eerste doelgroep zijn de jongeren en hun docenten. Voorwaarde bij een mbo-lectoraat is namelijk dat het onderzoek leidt tot daadwerkelijke verbetering van het onderwijs. Alle onderzoeksresultaten zullen worden gedeeld met de zeven reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs. Onze tweede doelgroep zijn de ouders en de kerken.”
U krijgt als lector assistentie?
„Er komt een kenniskring van zes, zeven deskundigen, zowel uit het onderwijs als van daarbuiten. Binnenkort zal het verenigingsbestuur van het Van Lodenstein en het Hoornbeeck College, dat een groot deel van de kosten van het lectoraat betaalt, hierover een besluit nemen, in overleg met het college van bestuur.”
Bent u niet bang dat de reformatorische gezindte een beetje onderzoeks- en bezinningsmoe wordt?
„Daarom willen we zo dicht mogelijk naar onze doelgroepen toekruipen. Al voordat het lectoraat bestond, hebben we als Van Lodenstein College bijeenkomsten over opvoedingsondersteuning gehouden. Bijvoorbeeld over de concrete vraag: Hoe ga ik met mijn puber om? De aula liep elke keer vol. Als het aanbod ertoe doet, dan komen de mensen. Die kant willen we met het lectoraat op: maatwerk bieden.”
Wat drijft u als 61-jarige om nog aan zo’n karwei te beginnen?
„Onze jongeren zijn het waard om te investeren in hun geestelijke vorming en toerusting.”