Christine Stam-van Gent: Winterboek met lentegeur
tekst Christine Stam-van Gent
Nog even over mijn seizoensboekenkast. Ik bedoel: het in mijn vorige column gelanceerde idee om boeken te sorteren op seizoen. Er is nog een ‘winterboek’ dat ik graag wil delen. Hoewel ik de auteur liever had vermeden; we worden al zo vaak met citaten van hem om de oren geslagen. Maar om de oren slaan is iets anders dan delen. Het ene doet pijn, het andere verzacht.
De titelwoorden ”Verdriet, dood en geloof” staan wit en stijf in de bewolkte lucht boven een sneeuwlandschap, met alleen een hek en een in mist oplossende horizon. C. S. Lewis schreef het nadat zijn vrouw Joy overleden was aan kanker, na een paar intens gelukkige huwelijksjaren op latere leeftijd.
„H. (Joy) en ik hebben de liefde als een feest genoten; op alle manieren – plechtig en gelukkig, romantisch en realistisch, soms dramatisch als een onweer, soms gemakkelijk en onnadrukkelijk als het aantrekken van je pantoffels.” Maar Joy is er niet meer. Lewis móét wel schrijven, om „gevoelens, gevoelens, gevoelens” om te zetten in gedachten. Wie zijn verdriet en pijn tot de bodem uitschrijft, schrijft niet mooi, schrijft schaamteloos, schrijft rauw.
Hij schrijft hoe zijn lichaam reageert. Hoe hij zichzelf probeert om de tuin te leiden. „Je was ook gelukkig toen er van H. nog geen spoor was.” Hoe „de steek van een brandende herinnering alle wijze redelijkheid” weer in de kachel doet verdwijnen. Hoe hij het „modderige, walgelijke, klefzoete genot” van toegeven aan zelfmedelijden verfoeit. Hoe het nadenken over je leed deel uitmaakt van datzelfde leed – zoals je de hele nacht wakker ligt met kiespijn en denkt aan wakker liggen en aan kiespijn.
En ondertussen, waar is God? Is Hij Goedheid, of is Hij een kosmische Sadist? Iemand die iets heel moois laat groeien om het dan in één klap te vernietigen? En verder: het verlangen naar een hereniging met Joy kan niet om God heen. Want zij is in Zijn hand. Maar als Hij onbereikbaar is, is zij het ook.
Bijna ongemerkt sluipt toch iets lenteachtigs de aantekeningen binnen. Niet alleen door de ervaring, die Lewis als „heel nuchter” omschrijft, dat het contact met Joy niet verbroken is. Hun verbintenis is een nieuwe fase ingegaan. De ontstane leegte biedt een nieuw vergezicht. Laat God misschien zijn leven en ook zijn geloof als een kaartenhuis instorten om het tot grotere hoogte te verheffen? Is Hij soms geen Wreedaard maar een Arts met de beste intenties?
Ineens zie je hoe dat winterlandschap op de voorkant in beweging komt en gaat groenen, precies zoals wanneer de leeuw Aslan zijn adem laat gaan over het betoverde land achter de kleerkast. Er komt wuivend gras, met riet en biezen. In plaats van dat hek een pad. Aan het einde wacht ”Joy”. Eeuwige vreugde.