„Mijn salaris vind ik zelf ook niet normaal”
Met zijn 22 jaar staat Dirk Kuijt uit Katwijk te boek als aanstormend talent binnen het Nederlandse profvoetbal. Dit jaar maakt hij de overstap van FC Utrecht naar Feyenoord. Kuijt kent de principiële bezwaren die velen in het vissersdorp tegen betaald voetbal hebben. „Ik heb er respect voor. Maar voor mij liggen de zaken anders.”
Kuijts populariteit in Utrecht is groot. Zodra de jeugdige voetballer arriveert op trainingscomplex Zoudenbalch, gelegen in de schaduw van stadion Galgenwaard, wordt hij door fans aangeschoten. Of hij een handtekening wil zetten. Nu kan het nog. Over enkele weken vertrekt de spits naar Feyenoord.
De gedachte aan zijn afscheid doet supporters van FC Utrecht huiveren. Hun adoratie van Kuijt kent nauwelijks grenzen. Volgens een gepensioneerde voetbalfanaat die dagelijks de trainingen bezoekt, speelt de Utrechtse profclub dankzij de Katwijker „eindelijk weer op niveau.”
Dat FC Utrecht door de exorbitante salarissen van spelers als Kuijt naar het randje van faillissement is gebracht, willen de supporters liever niet horen. Vorige week werd bekend dat de club met een schuldenlast van 40 miljoen euro kampt. Maar liefst 70 procent van de begroting voor dit jaar -20 miljoen euro- wordt uitgekeerd aan salarissen.
Kuijt weet dat zijn verdiensten die van de minister-president ver te boven gaan. Hoeveel hijzelf bij FC Utrecht verdient, wil hij niet kwijt. „Ik vind het niet prettig als dat op straat ligt”, zegt de spits. Maar hij geeft wel toe dat het uitsteekt boven het gemiddelde spelerssalaris van FC Utrecht. Dat bedraagt ruim 175.000 euro.
Straks bij Feyenoord zullen Kuijts inkomsten nog verder stijgen. Voetballers bij Europese topclubs incasseren jaarlijks ettelijke miljoenen euro’s. „Ik ben zeer bevoorrecht. Ik weet dat ik vier tot vijf keer zo veel verdien als iemand met een gewone baan”, aldus de Katwijker. „Zelf vind ik dat ook niet normaal. Maar het is nu eenmaal zo.”
Voor de belastingbetaler is het minder plezierig. Die mag voor jullie riante inkomens opdraaien. Alleen al de gemeente Utrecht loopt dit jaar grote risico’s bij een lening van 25 miljoen euro aan de club.
„Het is niet zo dat het gemeentebestuur straks onze salarissen betaalt. Het geld gaat naar het stadion. In dit geval is er sprake van een uiterste noodoplossing. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de gemeente elk jaar zo veel geld voor de ploeg uittrekt. Dat is ook niet nodig. Met deze steun kan FC Utrecht zichzelf weer gezond maken. De supporters verdienen dat.”
Ook de supporters jagen de gemeenschap op hoge kosten. De inzet bij voetbalwedstrijden kostte de politie vorig jaar ruim 15 miljoen euro.
„Mensen die zich rond de wedstrijden gewelddadig gedragen, zijn in mijn ogen geen supporters. Ik speel voor de liefhebbers, voor de mensen die puur van het spel komen genieten.”
Dat in Katwijk in kerkelijke kringen principiële bezwaren leven tegen betaald voetbal, is Kuijt bekend. Zelf groeide de voetballer op in een hervormd gezin. Op zijn trouwdag, komende maand, volgt na de gang naar het stadhuis een kerkdienst, die zal worden geleid door de hervormd-confessionele predikant P. J. Stam.
Het zal een van de weinige keren zijn dat Kuijt een kerk vanbinnen ziet. In het verleden ging hij elke zondag trouw naar de kerk. „Dat kan nu natuurlijk niet meer. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet meer geloof. Ik bid dagelijks. En op trainingskamp neem ik altijd m’n Bijbel mee. Voor mij is het geloof prima te combineren met voetbal.”
Kuijt kent in Katwijk voetballers die de grasmat ooit inruilden voor een plaats in de kerk. Hij herinnert zich het abrupte vertrek van Johan Jonkers bij Quick Boys, de ploeg waar Kuijt zelf tot zijn overstap naar FC Utrecht speelde. Ruim tien jaar geleden nam Jonkers afscheid van de Katwijkse amateurploeg, kort voor het kampioenschap. „Het is onmogelijk door het leven te gaan met God in je ene hand en de wereld in je andere hand. De vreugde in de wereld heb je maar even. Dat gaat voorbij”, zei hij destijds.
Kuijt: „Ik was toen ongeveer 10 jaar oud. Het was een schok voor Quick Boys toen hij stopte. Voor zijn standpunt heb ik groot respect, maar zelf denk ik over deze zaken anders.”
Dit is het vijfde deel van een serie artikelen over gemeentelijke steun aan het profvoetbal.