Schaatsmuseum: Een afgevroren teen in de vitrine
Elfstedentochtdeelnemers zetten soms heel wat op het spel. Het schaatsmuseum in Hindeloopen showt een afgevroren teen uit 1963. En een schat aan echte schaatsattributen.
Hindeloopen lijkt in diepe winterslaap. Een pittoresk stadje in de zuidwesthoek van Friesland. Smalle straatjes, lage gevelhuisjes, houten bruggen en een kloeke kerktoren. Een dorp achter de dijk met pakweg 850 inwoners.
Midden in ”Hylpe” bevindt zich het Eerste Friese Schaatsmuseum. Elfstedentochtwinnaar Jeen van den Berg opende de expositie in 1983. „We hadden toen 80 vierkante meter”, zegt Gauke Bootsma (69), de motor achter het museum. „Het stelde niet veel voor: wat schaatsen, wat dingetjes.” Bootsma struint stad en land af om schaatsen én aanverwante artikelen te bemachtigen. „Friesland telde ooit 120 schaatsenmakerijen”, vertelt de vriendelijke Fries. „Van een plaatselijke smid tot hofleveranciers.” De zoektocht blijft niet zonder resultaat.
Het museum claimt op 500 vierkante meter de „grootste collectie schaatsen ter wereld” te hebben. „Ik weet dat niet zo”, zegt Bootsma bescheiden. „Ik kom niet veel verder dan Hindeloopen.” In de tientallen vitrines staan vele honderden exemplaren opgesteld. Van eenvoudige houtjes tot unieke, zilveren exemplaren.
„Schaatsen is niet typisch Holland”, legt Bootsma uit. „Kijk maar.” Hij wijst naar schaatsen uit Amerika, Engeland, Japan, Noorwegen. „Ook uit landen waar nooit ijs ligt.” De rijkversierde Amerikaanse en Engelse ijzers zijn stukken fraaier dan de kale Nederlandse tegenhangers. „Zij gingen voor de sier, wij voor de snelheid.”
Het museum toont echter méér dan schaatsen. „Met honderd kunstschaatsen in een kast zijn bezoekers zo uitgekeken.” Hindeloopen biedt een ruime collectie items die direct of indirect met ijs en ijzers te maken hebben: de eerste klapschaatsen, beschilderde sleeën, hoedendozen met schaatstaferelen, voorlopers van de skeelers, historische reclameborden, keramische tegeltjes, aardewerk, herinneringsborden, kop-en-schotels, souvenirs, octrooiaanvragen.
In het museum komt de geschiedenis van de schaats tot leven. De eerste schaatsers bewogen zich voort op botten van koeien of herten, de topsporters van vandaag maken gebruik van geavanceerde klapschaatsen. Voor Bootsma, in 1959 zelf vierde van Friesland op de korte baan, hoeft het experimenteren met computergestuurde klapschaatsen niet zo nodig.
Achterin bevinden zich enkele fraaie diorama’s: historische, op schaal nagebootste winterse taferelen van families in klederdracht op de schaats. Riet langs de kant, sneeuw op de grond. Links een gezin uit Marken, in het midden Volendam, rechts Hindeloopen. Vader, moeder, kinderen, allen op de schaats.
Bijzonder zijn ook de nagebouwde werkplaatsen van een schaatsenmakerij, een lakkerij, een leermakerij en een smederij. Bezoekers krijgen daar een realistisch kijkje in de tijd van toen. „Er zijn nogal wat schaatsfabrikanten gestopt. Ik ben er langsgegaan om te vragen of ik hun gereedschap mocht hebben.” Bootsma heeft heel wat historisch materiaal van het grofvuil gered.
Schaatsen is in Nederland onlosmakelijk verbonden met de Elfstedentocht. Het museum besteedt in een aparte ruimte aandacht aan dé tocht. Prijswinnaars staan in het zonnetje. Achter het glas hangen gouden en zilveren medailles. En tientallen kruisjes en stempelkaarten. ”W. A. van Buren”, staat er boven aan de stempelkaart van prins Willem-Alexander.
Ouderen staat de tocht der tochten uit 1963 in het geheugen gegrift. Tinus Udding komt bij een temperatuur van -18 graden Celsius als 31e over de finish met een tweedegraads bevriezing. Een deel van zijn teen is afgevroren. „Ik kreeg jaren later de teen aangeboden”, vertelt Bootsma. „Ik dacht eerst dat het een geintje was.” Heel bijzonder vindt hij de nagel met een verdroogd stuk vel overigens niet. „Er vriest vaker een teen af.”
De privécollectie wordt meer dan eens spontaan aangevuld. Tijdens de Elfstedentocht van 1997 komt schaatser Jan Uitham –de nummer twee van 1963– vlak voor de finish ten val en breekt zijn heup. „Ik krijg de ijzeren pinnen uit z’n heup nog. De röntgenfoto’s heb ik al.”
Het schaatsmuseum –mét pannenkoekenhuis, winkel en atelier– trekt jaarlijks zo’n 20.000 bezoekers. Bootsma is het hele jaar door geopend. „Mijn vrouw en ik vinden dit schitterend. Dit is ons leven.”