Koning David als vogelvrije bandietenleider
De laatste jaren is er veel discussie over het koninkrijk van David en Salomo. Heeft er een ongedeelde monarchie bestaan en zijn de genoemde vorsten koning geweest over dat rijk? Finkelstein, archeoloog in Tel Aviv, en Silberman, historicus en archeoloog in België, menen dat de Bijbelse berichtgeving grotendeels een mythe is.
Zij reconstrueren de verhalen over David en Salomo als volgt: in de tiende eeuw waren er herinneringen aan David als een vogelvrije bandietenleider. In de negende eeuw zijn deze verhalen omgevormd tot hofballades. Eind achtste eeuw ontstond de eerste geschreven versie van de verhalen en ballades als een nationaal eenwordingsepos voor het koninkrijk van Hizkia. In het begin van de zevende eeuw werd dit herschreven tot een kroniek in Assyrische imperiale stijl. In de tijd van koning Josia, kort na het ontstaan van het boek Deuteronomium, kwam er een Deuteronomische Geschiedenis, met als doel Josia’s religieuze hervormingen te ondersteunen. In de ballingschap werd het verhaal gemoderniseerd en zijn er redenen voor de verbanning toegevoegd.
Finkelstein en Silberman nemen aan dat Jeruzalem in de tijd van de Amarnabrieven (een collectie Egyptische brieven uit de periode dat farao Achnaton (1353-1335 v.Chr.) regeerde) en David niet meer was dan een klein dorp op een heuvelrug, zonder stadsmuren. In het eerste hoofdstuk, getiteld ”Bandietenverhalen”, signaleren zij parallellen tussen David met zijn mannen en een typische Apiru(nomaden)bendeleider met zijn rebellen.
Het tweede hoofdstuk, ”Moord, wellust en verraad”, beschrijft de negende eeuw voor Christus. Omdat Assyrische bronnen het huis van Omri (de vader van Achab) vermelden, weten we meer van het noordelijke Joodse rijk dan van de dynastie in Jeruzalem. Waarschijnlijk is men in Jeruzalem een tempel gaan bouwen als een imitatie van een heiligdom dat in Samaria stond.
In de achtste eeuw, in de tijd van Hizkia, kreeg Jeruzalem verdedigingsmuren. De verhalen ontvingen in de tijd van de ballingschap, in het verre Babel, hun uiteindelijke vorm. Daarin komt de verschuiving naar voren van een werelds davidisch koninkrijk naar een koninkrijk van God op basis van de wetten en rituelen van de tempel in Jeruzalem. Op den duur komen Messiaanse verwachtingen op.
Tot zover de weergave van de opvattingen van Finkelstein en Silberman. Zij gebruiken inzichten van de kritische Bijbelwetenschap, maar verwerken ook veel archeologisch materiaal. Omdat de geschriften die nu in de Bijbel staan naar hun overtuiging in sterke mate bewerkt zijn, zijn die onbruikbaar als betrouwbare bron voor de geschiedenis. In deze omstandigheden vormt de archeologie de enige weg tot zekerheid.
Hoe moeten we dit alles beoordelen? De laatste jaren wordt er archeologisch heel wat gevonden, maar toch nog maar een fractie van wat er in de grond bewaard is. Het is riskant om deze onvolledige wetenschap een sleutelrol te geven. Bovendien zijn archeologische gegevens vaak op verschillende manieren uit te leggen. Het is beter om uit te gaan van het zelfgetuigenis van de Bijbel, maar dat willen beide auteurs in geen geval.
Zij zijn sterk beïnvloed door de historisch-kritische benadering van de Bijbel. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de datering van het boek Deuteronomium in de tijd van koning Josia. Ook blijkt dat de auteurs zeer grote ideologische wijzigingen in de geschiedschrijving aannemen, hoewel dat botst met de wijze waarop de Bijbel zelf hierover spreekt.
In het huidige Israël wordt ook door Joden verschillend, maar vaak negatief, gereageerd op de seculiere benadering. Er is „een toenemend bitter debat over het historische bewijs voor David en Salomo.” Veel Joden beseffen dat het bestaansrecht van de staat Israël in het geding is.
Vanuit de overtuiging dat de geloofsuitgangspunten doorslaggevend zijn voor de vraag hoe de Bijbel gelezen wordt, wil ik enige tegenargumenten geven vanuit de archeologie om de auteurs op hun eigen terrein te bestrijden. Hun boek is in het Engels gepubliceerd in 2006, terwijl de inhoud begin 2005 gereed gekomen is. Dat blijkt uit de ongecorrigeerde vermelding „forthcoming (2005)” bij een boek van Liverani. Juist de afgelopen jaren zijn er veel zaken gevonden die tegen de positie van Finkelstein en Silberman ingaan, maar helaas zijn die niet verwerkt. De beide auteurs onderschatten de positie van Jeruzalem in de Amarnabrieven. Die brieven tonen aan dat Jeruzalem een belangrijke stadstaat in de zuidelijke heuvelregio was, met eigen schrijver(s) in dienst. Dit beeld wordt bevestigd door de opgraving van massieve torens bij de Gihonbron.
Het is onjuist om Jeruzalem in de tijd van David voor te stellen als een dorp zonder muren. Begin 2006 heeft archeologe Eilat Mazar waarschijnlijk het paleis van David ontdekt, boven de zogenaamde ”stepped stone structure”. In maart 2007 ontdekte zij in de stad van David een muur van maar liefst 7 meter dik. Dit is een aanwijzing dat de stad diende als een belangrijk bestuurscentrum.
De auteurs nemen een wijdverbreid analfabetisme aan tot de achtste eeuw. Diverse recente vondsten zoals het abc uit Tel Zayit en de tiende-eeuwse potscherf uit Qeiyafa geven een andere indruk. In Emar, iets ten noorden van Israël, blijkt dat de schrijfkunst in de dertiende eeuw voor Christus uitvoerig werd gepraktiseerd. Qeiyafa is als stad ook interessant, omdat hier een zware verdedigingsmuur is ontdekt, waarschijnlijk uit de tijd van David. Het Bijbelse beeld van Israël in de tijd van Saul, David en Salomo past goed in de minirijken in het Midden-Oosten in de periode 1200 tot 900 voor Christus. De grote kopersmelterijen in Edom (Khirbat en-Nahas) die onlangs ontdekt zijn, vormen ook een indirecte duiding van de betekenis van Israël in de tiende eeuw voor Christus. Vergelijking met de geschiedschrijving van andere koninkrijken in het Midden-Oosten toont dat de enorme herinterpretatie van het verleden zoals in dit boek gebeurt geen parallellen kent.
Tot zover enige tegenargumenten. Wie de discussies overziet, merkt dat de steun voor Finkelstein vermindert. Daarom is het de auteurs en de uitgever kwalijk te nemen dat zij de recente gegevens niet verwerken. Maar ook al zouden zij dat wel doen, dan nog berust het boek over David en Salomo op een verkeerde geloofsovertuiging en methodologie. Het enige nut van dit boek is het laten zien welke zaken in het geding zijn in de huidige wetenschapsbeoefening. Het boek is verschenen bij een uitgeverij die een kundalinislang als symbool heeft en allerlei occulte literatuur publiceert.
David & Salomo. Archeologen ontrafelen een mythe, Israel Finkelstein en Neil Asher Silberman; uitg. Synthese, Rotterdam, 2010; ISBN 978 90 6271 027 0; 335 blz.; € 24,50.